Ik heb eb

plint

Bloed. Prikken. Bloedprikken. Talloze mensen krijgen rillingen bij deze woorden. Ik niet. Ik kijk de andere kant op en onderga de aderlating… tja, gelaten.

In de bloedprikruimte van het ziekenhuis hangen postergedichten. Goed idee: je hebt iets om naar te kijken en concentreert je op het lezen. Voor je het weet zijn de tubes weer gevuld en krijg je een watje om te stelpen. Gelukkig zijn de gedichten op de posters vaak makkelijk, meer versjes dan poëzie, anders is de verpleegster klaar voor je bij de laatste regel bent. Ze worden ook regelmatig vervangen.

Bloedprikken krijgt daarmee iets stemmigs. Dat komt ook door de sfeer in de wachtruimte. Ik bedoel niet de sfeer die iedereen benauwt zodra hij witte jassen ziet en die specifieke ziekenhuisgeur ruikt. Nee, in de wachtruimte voor de bloedpoli (lekker woord) wordt nog ouderwets gewacht.

Vroeger was dat heel normaal, tegenwoordig wachten mensen eigenlijk nooit meer. Ze bellen, mailen, lezen een gratis krant of roken bij de rookpaal (een heel andere actie dan gewoon een peuk opsteken). Allemaal dingen die in het ziekenhuis niet mogen. Toegegeven: de Metro ligt hier ook in de gangen, maar niemand leest hem.

Zo zit je dan heel rustig met tien, vijftien mensen te wachten. Geen mobiel, geen sigaret, geen krant. Sommige mensen maken een praatje. Op mompeltoon. Af en toe klinkt de zoemer en verdwijnt iemand in een bloedprikcabine. Als ze eruit komen hoor je ze zachtjes fluisteren: ‘ik heb eb, doet dat zeer? nee zegt de zee, een zee heeft geen zeer.’

(gedicht Frank Eerhart, beeld Milja Praagman)


Geplaatst

in

door

Tags: