Help, wie ben ik!

kierkegaard_corsair

Mijn zus geeft college aan de universiteit. Ze vertelde dat ze, om te ontsnappen aan het oersaaie kennismakingsrondje aan het begin van een nieuwe collegereeks, alle studenten in de groep iets over zichzelf laat vertellen aan de hand van een paar vragen. Welke vragen dan, vroeg ik natuurlijk. Had ik beter niet kunnen doen, want sindsdien verkeer ik in een identiteitscrisis.

De vragen waren – in mijn woorden: wie ben je zelf en waar onderscheidt zich dat in? – tot welke groep reken je jezelf en wie zie je als de ander? – en welke materiële zaken dragen dat uit? Tel dit alles bij elkaar op en je hebt de schets van een identiteit. Handig bij een college over identiteit, want dan weet iedereen waar het om draait.

Ik hou enorm van dit soort vragen. Lekker over jezelf nadenken en dat ook nog hardop mogen zeggen! En je voelt je meteen begrepen, deel van de meerderheid (= veilig) of juist van de underdog (= cool). Kan niet missen. Zoals ik laatst merkte bij een lezing over gezinnen en de levensloop, waaruit bleek dat een hoge opleiding toch echt zo’n beetje de enige meerwaarde in het leven is (hoor die zaal vol hoogopgeleiden vergenoegd smakken). Of de lezing waarbij niemand de grote, zwarte gorilla door een filmpje ziet rennen tot de prof erop wijst. Heerlijk om met z’n allen ergens in te trappen.

Tot nu. Ik had beter moeten weten, na al mijn mijmeringen over spiegelende ikken en verwassen kledingstukken. Wie ben je zelf en waar onderscheidt zich dat door? Geen idee. Ben ik hoogopgeleid, tweeverdiener met een koophuis en een samenlevingscontract? Gatsie. Feestbeest, muziekliefhebber, parttime drankorgel? Bah. Zo’n type met drie katten, kattenharen op haar kleren en veel te veel saaie kattenverhalen? Nee toch! Migrant, echtscheidingskindje, halve wees, zwarte school? Ook dat.

Oké, volgende. Tot welke groep behoor je? Mogelijke antwoorden, vertelde mijn zus, zijn studenten, werkende moeders of Antillianen. Weer stond ik met mijn mond vol tanden. Een ding is zeker: tot die drie groepen behoor ik niet. Verder tast ik in het duister. Misschien helpt het om te denken in politieke termen. Ware het niet dat ik voor het eerst in mijn leven overweeg om op een andere partij te stemmen. Politieke identiteitscrisis, ook dat nog.

De ander? Lastige vraag in filosofenland. Wat bedoel je met de ander? Is dat een concreet iemand, een andere groep, of een ideologie, een angst, een belofte? Mijn scriptie over Kierkegaard ging uiteindelijk over de fundamentele onkenbaarheid van de ander (zeg maar simpel: de ander is anders dan ik), dus laat ik daar verder maar geen uitspraken over doen. Bijna wanhopig probeer ik iemand te bedenken, maar ik kom er niet op. Aha, toch iets gevonden wat me onderscheidt: ik kan me goed inleven in anderen, hou ook erg ervan om advocaat van de duivel te spelen. In een slechte bui betekent dit dat ik met iedereen medelijden heb, zelfs met dingen die kapot gaan, en met mijn aardrijkskundeleraar die werd weggepest toen hij beweerde dat een aids-epidemie goed was tegen overbevolking.

Wat was die laatste? Materiële zaken. Bijna zou ik zeggen: ik probeer liefst zo weinig mogelijk mijn identiteit te laten bepalen door materiële zaken. Maar iemand die zulke dingen zegt, is voor mij de ander. Opeens weet ik nóg een antwoord: mijn boekenkast. Natuurlijk. Noem me dan ook maar een lezer, nee een denker, nee een humanist. En de ander: dat is degene die niet begrijpt wat schoonheid is.

Morgen denk ik er vast weer anders over.

De volgende vraag van mijn zus aan haar studenten was makkelijker: wat moet je wel en niet doen om te beginnen met schrijven en het ook vol te houden. Het antwoord op dat kluwen van vragen is namelijk gewoon: doen.


Geplaatst

in

door