Jacques Bos – Het ongrijpbare zelf

bos_ongrijpbare_zelf

Wat is ‘het zelf’? Die vraag blijft rondspoken, of het nu in de gedaante is van het zijn-wij-ons-brein-debat, de al dan niet Nederlandse identiteit, of populair-psychologische TED-talks. We geloven al lang niet meer in een mannetje dat in ons hoofd of hart de stuurknuppel hanteert. Toch leef je je alledaagse leven met het idee van een gedefinieerd zelf, waar je in zekere mate verantwoordelijk voor kunt worden gehouden. Je kunt je zelf kwijt zijn, waarna je ernaar op zoek moet. Het is de manier waarop we over het zelf spreken die uiteindelijk beslissend is voor hoe het zelf bestaat, betoogt Jacques Bos in Het ongrijpbare zelf.

Als het breindebat lang genoeg aanhoudt komt het misschien wel zover dat we ons ook ervaren als materialistisch en zelf-loos, ik zou haast willen zeggen, neuronisch. Een gang langs de historische opvattingen ervan laat in elk geval zien hoe recent de ervaring van het zelf als iets individueels en innerlijks is. Bos is historicus en filosoof en presenteert de geschiedenis van het denken over datgene wat het zelf heet. Door de bronnen te bestuderen van Homerus via Plato, Augustinus en Locke geeft hij inzicht in hoe onze alledaagse ervaring van het zelf is gevormd. Charles Taylor deed dat eerder in het monumentale Bronnen van het zelf (1989). Jacques Bos zegt anders dan Taylor geen cultuurkritische doelstelling te hebben. Dat brengt met zich mee dat zijn uitwaaierende betoog soms wat richtingloos aandoet.

Lees verder hieronder of op Athenaeum.nl: Wat je zegt ben je zelf

Sinds Taylors hoofdwerk is er natuurlijk enorm veel gebeurd, vooral op het gebied van de neurowetenschappen. Een theorie die Bos meerdere malen aanhaalt en waar hij van onder de indruk lijkt te zijn, is Daniel Dennetts conceptualisering van het zelf als center of narrative gravity – het zelf als product van de verhalen die we vertellen over onszelf en de wereld, en die weer voortkomen uit ‘parallelle stromen van informatieverwerking en interpretatie op verschillende plaatsen in de hersenen’. Dat idee van het zelf lijkt een mogelijke verzoening van de neurofielen en meer humanistische, holistische denkers mogelijk te maken.

Bos noemt niet alleen Homerus en Plato, Augustinus en Locke en moderne filosofen als Dennett. Integendeel, het lijkt er soms op dat hij een uitputtende beschrijving wil geven van alles wat er in meer dan tweeëneenhalf millennia over het zelf geschreven is. Dat werkt niet altijd even goed, het streven een overzicht te geven werkt de overzichtelijkheid tegen. Het geheel krijgt iets opsommerigs, ook omdat de meeste werken in ongeveer dezelfde ruimte – een pagina of vier – worden besproken. Op die manier weet je aan het eind weinig over heel veel. Dat is wel handig als ingang om verder te studeren of om je te oriënteren in het debat, waar de uitgebreide noten en literatuurlijst ook bij helpen.

Vier dimensies

Als structuur in al die filosofieën en wetenschappelijke visies, kiest Bos vier dimensies waaromheen het denken over het zelf steeds draait: ‘innerlijkheid, de vraag naar identiteit door de tijd heen, de relatie tussen lichaam en geest en individualiteit.’ Dimensies die elk voor zich hele boekdelen zouden rechtvaardigen, zoveel wordt duidelijk. Het ontbreekt ook zeker niet aan boeiende inzichten waar je nog lang over blijft peinzen (en wie is het dan, die dat peinzen doet?). Zoals het ontstaan, in de zeventiende eeuw, van de notie innerlijkheid. Als het zelf iets innerlijks is, betekent dat ook dat het verborgen is en misschien zelfs per definitie onkenbaar. Voor de ander die jou ontmoet, en later ook voor jezelf. Voor die tijd zag men het karakter als iets transparants. Hoe anders zou het moderne leven er niet uitzien als we nog steeds konden geloven in de doorzichtige persoonlijkheid? Nooit meer op zoek naar je ware zelf, verstopt en vergeten, nooit meer het gevaar van hypocrisie!

Opvallend is dat de conclusie eveneens maar vier bladzijden telt en dan nog eerder een samenvatting biedt in plaats van daadwerkelijke conclusies. Bos heeft niet voor niets de titel Het ongrijpbare zelf gekozen, stelt hij, het is immers lastig conclusies trekken over iets wat steeds door je vingers glipt. Toch verlang je op zeker moment naar grip op de complexe materie, al is het maar een (kritische) stellingname van de auteur zelf. De slotsom van zijn onderzoek noemde ik al: het zelf is ‘gevormd door de manier waarop we erover denken en spreken. Het zelf is niet iets innerlijks en individueels, maar wórdt dat, doordat we het op die manier conceptualiseren.’ Daarmee komt hij eigenlijk terug bij Dennetts center of narrative gravity, dat nu niet alleen een model lijkt te vormen voor hoe we het zelf kunnen begrijpen, maar ook de hele geschiedenis van het denken erover. Het is daarbij aan de lezer om als mannetje in het hoofd de stuurknuppel te grijpen.


Geplaatst

in

door