Peter Sloterdijk – Filosofische temperamenten

Filosofische temperamenten van Peter Sloterdijk stond op mijn lijstje van boeken waar ik naar uitzag. ‘Van Plato tot Foucault’ is de ondertitel van het boekje; negentien hoofdstukjes in 175 pagina’s, daar houd ik van. Kennismaken met een van de grote nog levende filosofen aan de hand van een beknopt overzicht van dode filosofen, dat leek me wel wat. Van Sloterdijk had ik nog nooit iets gelezen. Natuurlijk verwachtte ik geen schoolse inleiding in de filosofie, dan kies je niet een boek van Sloterdijk. Nee, ik wilde juist ook iets van hem te weten komen.

Het begint veelbelovend. In het ‘Woord vooraf’ beschrijft hij filosofie ‘als denkwijze, en in het verlengde daarvan als levenswijze’. Eens. Sloterdijk presenteert daarom ‘een galerij van karakterstudies en intellectuele portretten’, met als achterliggende gedachte: ‘wat voor filosofie je kiest, hangt af van de vraag wat voor mens je bent.’ We hebben dus leven, karakter en mens als de zijden van een driehoek waarlangs het licht van de filosofie breekt. Muziek in mijn oren.

De uitwerking valt echter tegen. Ik zit heus niet te wachten op biografische schetsjes of sappige anekdotes. Ik houd van woorden die ik nog niet ken en daarvan staan er in Filosofische temperamenten genoeg. Maar ik word uit deze teksten niet wijs. In sommige stukken krijg je wel een idee van een ‘intellectueel portret’, zoals in het eerste stuk over Plato waarin de oervader wordt neergezet als een man van de ‚mensendressuur’, die steeds het verband legt tussen persoonlijke en openbare orde. Het is de opgave van elk mens om zich tot zo’n ‘innerlijke vrede’ te ontwikkelen, zodat de ‘uiterlijke vrede’ vanzelf kan volgen.

Of deze, over Aristoteles: ‘Toen Aristoteles in zijn Metafysica de zin opschreef dat alle mensen van nature naar kennis streven, veralgemeniseerde hij wat voor hem een permanente persoonlijke ervaring was tot een antropologische stelling.’ Dat is klare taal, hier toont Sloterdijk aan wat hij in het voorwoord poneert, dat filosofie een levenswijze is. Met dat soort karakteriseringen in de hand kan de lezer nagaan wat het beste past bij zijn eigen intellectuele portret.

Vanaf Leibniz verloor ik echter mijn concentratie. Ik had het hoofdstukje over Leibniz uit en zag noch een mens voor me, noch een denkwijze. Ook na terugbladeren is me niet duidelijk geworden wat de compositie of kleurstelling van dit portret was. Nog steeds denk ik bij Leibniz alleen aan die vreemde kwibus die deze wereld de best mogelijke van alle werelden vond. Dat wat ik in een ver verleden uit de schoolse inleiding heb opgepikt dus.

De portretten van hoogst interessante figuren als Kierkegaard (mijn afstudeerobject) of Wittgenstein (die nog altijd in mijn kast stof staat te vergaren), lijken op die in slechtbezochte musea: verborgen in de schaduwen van de tijd, bloedeloos en grauw.

Het boek is een verzameling inleidingen bij heruitgaven van de belangrijkste teksten van deze grote filosofen. Wat moeten we daarvan denken? Voor welk publiek is dit bedoeld? Een weinig filosofische vraag misschien, maar een die zich toch sterk opdringt. Een geïnteresseerde leek zal waarschijnlijk niet zo snel het verzameld werk van Fichte of Husserl oppakken. En als hij dat al doet, ben ik bang dat na het lezen van de korte inleiding van Sloterdijk – zelfs al beslaat die in sommige gevallen niet meer dan drie pagina’s – de moed om aan het echte werk te beginnen hem in de schoenen is gezonken.

Misschien is de echte vraag wel wat voor ‘denkwijze, en in het verlengde daarvan levenswijze’ van de schrijver hieruit spreekt. Is het mogelijk een portret van Sloterdijk zelf te schilderen? Ik geef hem het voordeel van de twijfel en maak ervan dat hij een filosoof is die niet over andere filosofen moet schrijven, maar die je uit eerste hand moet leren kennen.


Geplaatst

in

door