Trefzeker herfstzonnetje

noem_me_bij_jouw_naam

Laatst werd ik geconfronteerd met de noodzaak van het gedigitaliseerde aantekenboekje. Buiten scheen de zon op zo’n herfstachtige, rode, laaghangende manier waardoor je vanzelf volstroomt met melancholie en verlangens. Niet lang daarvoor las ik in Noem me bij jouw naam van André Aciman een passage waarin exact dit herfstige gevoel ‘van de schoonheid en de troost’ beschreven staat.

Dus ik ging op zoek. Het stond ergens achterin, dacht ik, want het verhaal beslaat een zomer die onherroepelijk afloopt. Achterin geen herfst. Ah, het was in een flash forward van de oudere verteller, aan het begin van het tweede deel. Ook in het midden geen herfst. Was het dan toch…? Eerste hoofdstuk alleen maar zon, zomer, ontblote bovenlijven (zie foto). Ik scande het hele boek van achteren naar voren, er nog steeds van overtuigd dat het in het laatste deel moest staan. Toen van voren naar achteren. Helaas, de passage bleef onvindbaar, ik moet het doen met de slechte parafrase van mijn geheugen. Het was zoiets van dat de herfstzon aan een nieuw schooljaar doet denken maar ook tegelijk aan de voorbije zomer en dat je dan dus zo’n dúbbel gevoel krijgt, weet je wel, van verwachting gemengd met weemoed en dat dan in herfstkleur.

Dit voorval leerde me ook dat ik zulke citaten natuurlijk wel in mijn opschrijfboekje moet opschrijven, anders heb je er in gedigitaliseerde vorm ook niks aan.

Misschien ligt het ook aan de roman zelf: Noem me bij jouw naam is zo’n boek waaruit het moeilijk citeren is, omdat je uiteindelijk alles wil citeren. Een los citaat kan dit boek geen recht doen, omdat het dan lijkt op het dagboek van een bakvis: ‘ Vuur als angst, als paniek, als nog één minuut en ik ga dood als hij niet op mijn deur klopt, al zou ik liever hebben dat hij nooit klopt dan dat hij nu klopt.’ Dit is duidelijk geen zinnen-boek, maar een verhaal-boek. Het vertelt van alle vormen die de eerste verliefdheid van een vijftienjarige kan aannemen, van begeerte tot liefde-tot-in-de-dood.

Aciman beschrijft die vormen zo nauwkeurig, laat alle nuances van verlangen, onzekerheid, seksuele opwinding, depressie en geluk zien, dat hij daar letterlijk een heel boek voor nodig heeft. Eigenlijk is het geen verhaal, maar een stemming, een wolk van gevoel die uit de bladzijden opstijgt, een prisma van verliefd-zijn. Een paar losse zinnen zullen maar één kleurnuance uit het spectrum tonen. Elke zin heeft de andere nodig, zoals elk verlangen het andere nodig heeft.

In zijn nauwkeurige en uitputtende beschrijvingen van de liefde lijkt Aciman op Proust. Ik kocht het boek ook vanwege een recensie waarin dat stond. Ik dacht zelfs dat Aciman een Fransman was, kocht de vertaling en las het boek op vakantie in Frankrijk. Later kwam ik er achter dat hij Amerikaan is (ik lees Engelstalige boeken altijd in het Engels).

Aciman heeft meer met Proust gemeen: hij is zijn schaamte voorbij. Dat klinkt meteen zo liederlijk (er zitten ook wel liederlijke, expliciete passages in het boek) – wat ik bedoel is dat hij zich niet meer schaamt voor zijn schaamte. Hij schrijft zoals Proust ons voorhoudt en voordoet: tot voorbij het punt waar het pijn doet, waar je je terug wil trekken achter het veilige masker van conventionaliteit. Je voelt hem zoeken naar dat punt, en als hij het heeft gevonden, prikt hij nog eens extra met zijn woorden in de wonde. Daar ontstaan de prachtigste passages, omdat ze tegelijk aarzelend zijn (in het leven van de verliefde vijftienjarige is niets zeker) en die aarzeling zonder omkijken blootleggen.

De aarzeling blootleggen, zonder aarzelen; dat wat zo diep verborgen ligt, bijna buiten bereik, trefzeker verwoorden: Noem me bij jouw naam van André Aciman is het beste voorbeeld van hoe je over het meest uitgesleten onderwerp in de wereld kunt schrijven op een volstrekt eigen manier, die verrassend maar ook volkomen herkenbaar is. Iedereen die ooit verliefd is geweest, moet dit lezen. En dan aan mij dat citaat van die herfstzon doorgeven.


Geplaatst

in

door