Essay in de Revisor: Een beetje / een beetje

EXCLUSIEF!

INCLUSIEF DATA-SELFIE!

Voor het prachtige Leugenaars-nummer van Revisor (#17, 2017) schreef ik een essay over de leugenachtige dubbelganger die rondzwerft in het aggregaat van je digitale data. Of is zij misschien meer waarachtig dan ikzelf, omdat ze niet of / of hoeft te zijn, maar altijd een beetje / een beetje blijft?

 

EEN BEETJE / EEN BEETJE

Miriam Rasch

‘Data is plural’

– Google autocomplete

Leugenaars ontmasker je, zo leerden de films uit mijn jeugd, met behulp van een polygraaf. Of zoals we dat als kind wat minder officieel aanduidden, met een ‘leugendetector’ – die ietwat knullige uitvinding uit het begin van de twintigste eeuw, die ondanks z’n knulligheid een object van fascinatie en ontzag was. Alleen al het idee om aan zo’n apparaat te worden vastgekoppeld en vragen te moeten beantwoorden (niet alleen dé vraag waar alles om zou draaien, maar ook controlevragen, waar we met ernstig gezicht alvast op oefenden: ‘de voornaam van mijn vader is…’, ‘de koningin van Nederland heet…’), was genoeg om zenuwen te voelen opspelen en tegelijk te proeven aan het heldendom.

Passend was de nervositeit die het apparaat teweegbracht wel. Aan de leugendetector, die al zo’n beetje tot de folklore is gaan behoren, ligt immers de opvatting ten grondslag dat de leugen gedetecteerd kan worden door het meten van lichamelijke reacties. Als iemand liegt brengt dat emoties met zich mee, bijvoorbeeld de angst om ontmaskerd te worden, en dat vertaalt zich in fysiologische activiteit. Wikipedia somt op: ‘galvanische huidreactie’, ‘kortstondige activiteit van de zweetklieren’, ‘toename van de hartslagfrequentie, bloeddruk, spierspanning en ademhalingsfrequentie’. Oftewel: het lichaam is een bron van data en die data liegen niet. Dat maakt van het lichaam een toegangspoort tot de waarheid. Een simpele waarheid: goed of fout.

Later is het idee van het lichaam als poort naar waarheid getransformeerd in de energieke, hoewel ook wat neurotische en zelfingenomen zelfhulp van de Quantified Self-beweging. Ook QS gaat ervan uit dat je via data uit het lichaam de waarheid die in dat lichaam verborgen zit kunt naderen. Hartslag, bloeddruk, ademhaling: als je maar lang genoeg je eigen fysiologische activiteiten meet, noteert en analyseert, brengen ze je dichter tot je ware zelf. ‘Elektronische trackers hebben geen gevoel,’ aldus Gary Wolf, een van de oprichters van QS. En daarom zouden ze een objectief beeld geven van wie je bent. Niet de angst om ontmaskerd te worden is leidend, daar zit te veel psychologie achter, maar de zogenaamde neutraliteit van de techniek. ‘Als we onszelf kwantificeren, is dat niet om door ons dagelijkse bestaan heen te schouwen naar een waarheid die in de diepte begraven ligt. Integendeel, het zelf van onze meest triviale gedachten en handelingen, het zelf dat we zonder hulp van de techniek nauwelijks zouden opmerken of herinneren, is het zelf dat we zouden moeten leren kennen.’ Zelfkennis – die heilige graal – bestaat dus uit kwantificeerbare lichamelijke reacties. Als ik vier koppen koffie op een dag drink word ik gestrest, bij twee koppen koffie sikkeneurig, maar met drie koppen koffie – het juiste midden – ben ik de opgewekte harde werker die eigenlijk mijn echte ik is.

De waarheid, een oersaaie waarheid, toont zich dus net als bij de leugendetector gewoon zo, aan de oppervlakte, zolang je maar weet hoe je haar moet decoderen. Ouderwetse Innenschau heeft daar verder niets mee te maken. Dat het zelf niet verstopt is in de diepte maar hoogstens onopgemerkt aan de oppervlakte van het lichaam verblijft, is trouwens niet zo’n revolutionair idee als de QS’ers willen geloven: in de psychoanalyse werkt het gek genoeg hetzelfde – ook daar wijzen verschijningen aan de oppervlakte, zoals de freudiaanse verspreking, de weg naar het innerlijk. Het is alleen veel minder efficiënt dan de doorlopende metingen die de techniek kan leveren.

Zo bezien is het lichaam een ding dat werkt als een automaat, zonder dubbele bodem, een soort palimpsest waarop de waarheid open en bloot tentoongespreid ligt. Hoewel, voor het lichaam-als-automaton doet iets als waarheid er niet echt toe, er zijn alleen data. En data zijn altijd waar, simpelweg omdat ze bestaan. Zij wijzen dan ook de weg naar de volgende stap, naar de allerwaarste kennis over de mens. Fysiologische reacties, eet- of slaapgewoonten zijn veel te primitief. Er zijn veel meer, veel interessantere en veel beter te verzamelen en analyseren patronen, die een veel nauwkeuriger en gedetailleerder beeld geven van wie we zijn. Ook die informatie wordt onttrokken aan het lichaam: clicks en scrolls, bewegingen langs telefoonmasten, zich naderend of juist verwijderend van andere mensen, die met hun lichamen ook weer allemaal data opleveren. Data die bij elkaar genomen en eenmaal verwerkt door algoritmes, een waarheidsgetrouwere weerslag geven van het zelf dan ooit voor mogelijk werd gehouden. Eindelijk zullen we erachter komen wie we zijn, wat we geloven, hopen, dromen en vrezen, tot in de meest intieme details.

Uh-huh.

==

Mijn data-selfie [selectie]
Jaar: 2005-2017
Materiaal: Google, Facebook, laptop, clicks, downloads, apps, websites, accounts, zoekopdrachten, bewegingen, kortom data die mijn lichaam heeft gelekt en die is opgedroogd in patronen die voor iemand, ergens, interessant zijn

‘Vrouw, 35-44, geïnteresseerd in:
[Mensen] Ty Segall, Geert Wilders, Louis Theroux, Søren Kierkegaard, Frans de Waal, Plato, John Adams, Ryan Babel, Emanuel Querido, Athenaeum (band)

[Lifestyle en cultuur] boeken, religie, cultuur, kunst en muziek, Nederlandse taal, PVV, treinstation, ‘man’, chic, tegencultuur, alumnus, procesfilosofie, jarig in mei, bevriend met expats, pagina admin, smartphone en tablet, expat, smartphonebezitter, frequent reiziger, Gmail, late adopter, Firefox, Mac OSX, alle mobiele devices, alle IOS devices, alle frequente reizigers, generatie X

[Zaken en industrie] Lowlands, universiteit, Wakker Dier, Erasmusprogramma, huis, wetenschap, design, Instagram, geluidsopname en -reproducties, kermis, journalistiek, munterij (munt), telecommunicatie, fotorolletjes, Studium Generale, boekhandel, onderzoek, academische conferentie, massamedia, academisch tijdschrift, globalisering, logica, academia, knoop, filosoof, kunstkritiek

[Hobby’s en activiteiten] Fotografie, Gemeentemuseum Den Haag, vogels, festival, linkse politiek, Earth Hour, optimist (zeilboot), landhuis (land), hobby, rede, westerse wereld

[Winkelen en mode] sieraden, kleding, winkelen en mode, hippie

[Sport en outdoors] voetbal, sport, Nexus

[Eten en drinken] wijn, restaurants

==

Als ik op zoek ga naar mijn ware zelf dat zich verborgen houdt in data, vind ik niet meer dan dit soort primitieve lijsten van zaken. Is dit dan de ultieme waarheid? Het lijkt me eerder een portret samengesteld uit alternatieve feiten. Leugenachtig zou ik het niet willen noemen, daarvoor roept zo’n opsomming te weinig fysiologische reacties bij me op. En deze data-selfie is weliswaar samengesteld uit mijn hoogstpersoonlijke klik- en like-gedrag, maar enige schroom om hem met de wereld te delen voel ik niet.

Het probleem is: de gebruiksaanwijzing is niet bijgeleverd. Ik kan alleen maar gissen naar de betekenis. Ben ik ‘geïnteresseerd’ in Geert Wilders en de PVV (wie is er in de afgelopen tien jaar niet geïnteresseerd geweest in Geert Wilders?)? En ook in ‘linkse politiek’ (wat mag dat wezen?)? In ‘man’ (en niet in vrouwen überhaupt, geen enkele?)? In kermis, knoop en fotorolletjes (en dus niet in pretpark, lus en video’s?)? Zinloze vragen met louter irrelevante antwoorden, bedoeld om me zo snel mogelijk mijn zoektocht te laten staken en me weer minuten, kwartieren, uren te laten verliezen in mijn timeline. En terwijl ik scrol en klik door de updates van vrienden en bedrijven die doen alsof ze mijn vrienden zijn, vult mijn data-selfie zich op de achtergrond met nog meer informatie, ongehinderd door hermeneutische vragen.

Had je met de polygraaf nog een min of meer directe relatie en draag je QS-gadgets letterlijk op je lijf, mijn data-selfie distantieert zich van me zodra ze is geschoten, haar voeding onttrekt ze nog aan me maar de rest laat haar koud. Ik, mijn eigenlijke echte ik, dat is toch maar folklore. John Cheney-Lippold schrijft in We Are Data over Google, dat hem – een jonge professor met hipsterlooks – profileert als een vrouw van middelbare leeftijd: ‘Googles misvatting over mijn sekse en leeftijd is geen fout. Het is een herconfiguratie, een frisse, nieuwe, algoritmische waarheid die zich niets aantrekt van authenticiteit maar des te meer van effectiviteit en classificatie.’ Geldt dat ook voor mijn data-selfie? Is ze een frisse, nieuwe, algoritmische dubbelganger die veel beter weet dan ik wat belangrijk voor mij is? Nee toch zeker. Zij heeft interesse in Geert Wilders, de verrader.

Hoewel, daarmee doe ik haar te kort. De algoritmische identiteit die achter mijn data-selfie schuilt is veel uitgebreider dan dit profieltje; die wordt tot in de kleinste details en meest intersectionele categorieën berekend. En daarin krijgt een heel andere vorm van waarheid gestalte. Waar het echt om draait, wat het geheime, onzichtbare bestanddeel van mijn data-selfie is, is statistiek. Al die interesses zijn eenheden om kansberekening mee te doen en ze zijn niet mutually exclusive. De interesse van mijn dubbelganger in Geert Wilders is misschien voor 78% waarschijnlijk, en die in ‘linkse politiek’ 79%. De waarheid is dat zij beide tegelijk kunnen bestaan. Geen of/of maar en/en, of liever, een beetje/een beetje. De statistische waarheid is een non-binaire waarheid.

Het vreemde is dat die algoritmische identiteit mij op die manier meer onderscheidt van alle andere mensen dan welke overtuiging of ervaring dan ook. Ik word dan wel met duizenden, miljoenen anderen in dezelfde categorieën ondergebracht, zodat er met net iets meer zekerheid te zeggen valt welke spullen wij zouden willen kopen, welke sensatieberichten en speculatieve opinies we zullen slikken als zoete koek. Maar elk profiel behoudt zijn eigen idiosyncrasie, als een vingerafdruk. Ik word nu juist in al mijn individuele eigenaardigheden erkend! Dat maakt een algoritmische identiteit misschien wel tot datgene waar we al tijden naar verlangen. Eindelijk kunnen we zowel het een als het ander zijn. Dat zegt ook Cheney-Lipold. Onze algoritmische dubbelgangers zijn als Donna Haraways cyborg, ‘niet bang voor immer onvolledige en elkaar tegensprekende identiteiten’. Hoewel altijd onder surveillance, zijn ze nooit definitief vast te pinnen, ze zijn als een kat die zich door een ogenschijnlijk veel te smalle gleuf wurmt. Ze hebben nooit een identiteitscrisis, want ze begrijpen dat het zelf geen vaste kern heeft, ze zijn niet bang voor tegenstrijdige gevoelens en hebben niets op met authenticiteit, dat achterhaalde modewoord uit de romantiek. Ten lange leste zijn we daarvan verlost.

Zo praat ik tegen mezelf, maar ik geloof er geen bal van. Zij, mijn verraadster, is ervan verlost, maar ik blijf leeggezogen achter. Het kan toch niet bestaan dat data alles kunnen achterhalen wat er over mij te weten valt? Dat de waarheid alsnog bestaat, als je haar maar in genoeg stukjes opdeelt? Het kan toch niet zo simpel zijn, ik ben toch niet simpel?

Ik ben begonnen te liegen tegen mijn data-selfie. Ik verstop me voor die laconieke, koelbloedige dame die doet alsof ze mij is. Ik typ verkeerde antwoorden op controlevragen of beantwoord controlevragen waar ik geen antwoord op heb: ‘Wat was de achternaam van je favoriete leraar?’ ‘Wat is je droombaan?’ ‘Waar ging je naartoe op huwelijksreis?’. Ik hoop die kinderlijke opwinding over de leugendetector terug te krijgen, mét galvanische huidreacties en activiteit van de zweetklieren, die alleen van mij zijn. De data, die liegen niet. Dat doet de mens. Maar wat is nou toch dé vraag waar alles om draait?


Geplaatst

in

door

Tags: