Zie je jezelf van buitenaf of van binnenuit?

orwell

Stel je de volgende situatie voor: vanavond speelt het Nederlands elftal. Je hebt afgesproken om bij vrienden te gaan kijken en je weet dat er ook iemand bij zal zijn op wie je stiekem een beetje verliefd bent. De hele dag zit je vol zenuwen en voortdurend maak je je voorstellingen van hoe je binnenkomt en hem ziet – moet je drie zoenen geven of een hand? je naam nog eens zeggen? een oranje shirt aan of juist niet? heel hard juichen of ironisch commentaar leveren? wat nou als je jezelf niet in kunt houden? Kortom: het maalt in je hoofd over jezelf in een toekomstige situatie. Nu is de vraag: zie je jezelf van binnenuit of van buitenaf?

Ik zal zelf als eerste antwoorden: ik zie mezelf altijd van buitenaf. Als ik dagdroom of denk aan wat er vanavond of morgen staat te gebeuren, zie ik mezelf in gedachten van een afstandje bezig met zus of zo. Gek, want het spreekt voor zich dat ik mezelf nooit van een afstandje heb gezien. Nu zijn er vast mensen die dit psychologisch weten te duiden (en dan komen de ‘van buitenaf-types’ er vast slechter van af dan de ‘ik val met mijzelf samen-figuren’) of neurologisch in verband brengen met de lichaam-geest-problematiek (zoals bijvoorbeeld in het boek van Thomas Metzinger). Een citaat van George Orwell zette me echter op een ander, literair, spoor:

[F]or fifteen years or more, I was carrying out a literary exercise of a quite different kind: this was the making up of a continuous ‘story’ about myself, a sort of diary existing only in the mind. … For minutes at a time this kind of thing would be running through my head: ‘He pushed the door open and entered the room. A yellow beam of sunlight, filtering through the muslin curtains, slanted on to the table, where a match-box, half-open, lay beside the inkpot. With his right hand in his pocket he moved across to the window. Down in the street a tortoiseshell cat was chasing a dead leaf’, etc. etc.
[voor het uitgebreide citaat klik op het plaatje]

Dit is iets anders dan de vraag hoe je perspectief geregeld is in je dagdromen, toch moest ik meteen daaraan denken. Als je een doorlopend verhaal over jezelf vertelt, durf ik er vergif op in te nemen dat je in je gedachten over jezelf het perspectief van een buitenstaander aanneemt.

Andere vragen die altijd leuk zijn om te stellen als je niks meer weet te zeggen:
* Hoe zie je jezelf in je droom? (ook van buitenaf)
* Denk je voornamelijk in woorden of in beelden? (eh, beide)
* En dus: vertel je een doorlopend verhaal over jezelf aan niemand in het bijzonder (vroeger meer dan nu)

Orwells innerlijke dagboek herkende ik meteen. Zeker toen ik jonger was leek het alsof ik mezelf niet anders dan als personage kon zien – niet in een verheven literaire vertelling, maar eerder in een vrij slechte soap. Het verhaal nam dan ook vaak een filmische vorm aan, alsof er voortdurend camera’s op me gericht waren. Alleen in meer poëtische buien hoorde ik in mijn hoofd de talige beschrijvingen zingen waar Orwell ook op wijst. Voorbeeld. Als ik als kind in de trein zat keek ik uit het raampje en zag ik mezelf langs het spoor rennen, of op een paard alle hindernissen nemen, letterlijk vliegensvlug rennend door de weilanden en springend over hekken, zigzaggend langs bomen, zwevend over water. Nu heb ik vele, vele uren en dagen, bij elkaar opgeteld weken, in de trein doorgebracht tussen Culemborg en Odense (Denemarken). Is het vertellen van een verhaal – ook al is het plotloos en saai, eigenlijk even plotloos en saai als een treinreis van tien uur – niet gewoon een manier om je tijd door te komen?

Ik denk het wel. Iemand met een geest ‘voorbestemd om schrijver te worden’ – dan heb ik het vooral over George Orwell – is altijd in desperate need of material. Of toch in elk geval als kind en jongeling, als het leven saai is en de verveling je nog dagenlang kan teisteren. Ik weet zeker dat veel lezers (ofwel veellezers) dit herkennen: letterlijk álles lezen wat in je handen valt, van reclamefolder tot shampoofles. (Dan word je ouder en heb je daar geen tijd meer voor, omdat er altijd nog tien boeken en twintig tijdschriften op je wachten, nog los van de vergaarbak die Instapaper heet.) Een continu verhaal vertellen aan niemand in het bijzonder drukt ook de behoefte uit aan actie en sensatie. Weg met de saaiheid en de verveling!

Maar ook toont zich hier de geboorte van de schrijver. Iedereen heeft wel eens gedacht dat hij ten onder zal gaan aan ennui, en daarom in zijn hoofd een sensationeel verhaal bedacht waarin alles anders zal zijn. De schrijver heeft nog een andere behoefte daar bovenop: de behoefte aan het werken met taal. Ook daarin is hij in desperate need of materiaal. In zijn verhaal, verteld in stilte aan niemand in het bijzonder, traint hij zijn literaire taalgevoel. Het gaat hem niet alleen om drama en sensatie, maar ook om beschrijvingen. De nauwkeurigheid van een vergelijking, de melodie van een zin, woordenschat en opmerkingsvermogen. Alleen degene die compulsief is zal ver komen.

Of zijn dit allemaal smoesjes omdat ik bang ben dat jezelf standaard van buitenaf beschouwen eigenlijk duidt op een persoonlijkheidsstoornis (in het slechtste geval) of ijdele hoogmoed (ook in het slechtste geval)?


Geplaatst

in

door

Tags: