Afgelopen 1 april was het een jaar geleden dat we zijn verhuisd naar onze mooie ‘jaren dertig tussenwoning’ in Utrecht-West. Gisteren was ik weer terug in mijn huisje in mijn oude buurt, helemaal aan de andere kant van de stad, in Lunetten. Mijn oude huisgenoot en longtime friend was jarig. In een jaar kan veel veranderen, maar vooral ook heel weinig. Met een variatie op Kierkegaard: ‘Weer ging er een jaar voorbij, en daarin was alles precies hetzelfde gebleven.’
Niet helemaal hetzelfde natuurlijk. Mijn oud-huisgenoot had na mijn verhuizing alles opnieuw geverfd, een nieuwe vloer gelegd, een nieuwe koelkast gekocht. En terecht. Maar ook al liep ik door de lange gang – de gang waardoor ik ooit voor het huis was gevallen, en die ik associeerde met een klooster – ah en oh roepend, met een vinger langs het schilderwerk en met mijn voet op de vloer tikkend, uiteindelijk overheerste toch het gevoel dat er niets veranderd was, daar aan de andere kant van de stad.
Vooral in mijn lijf was alles hetzelfde gebleven. Ik hoefde niet eens te kijken, maar fietste erheen alsof ik nog dagelijks door de Diamantbuurt, langs de studenten en de busbaan, via de Bergenbuurt naar Lunetten ging. Op het hellinkje bij het flatgebouw sprong ik feilloos van mijn fiets en de paar treden naar het portiek op, bukte voor de trap en greep zelfs al in mijn zak naar de sleutel van de brievenbus. Aan een trappenspijl hing nog mijn oude fietsslot. Waarom ik die daar ooit had opgehangen, wist ik niet meer. Het enige wat veranderd was, waren de naambordjes op de voorheen anonieme brievenbussen. Blijkbaar woonde ik toentertijd onder iemand die Bah heet.
23 jaar vriendinnen, memoreerden we. ‘Ik voel me oud…’ zei ik, terwijl zij jarig was. We leerden elkaar ook kennen ergens in april. Op 1 maart 1986 verhuisden wij in Culemborg naar een nieuwe woning en zij woonde daarnaast. Omdat ze eind mei op mijn verjaardagsfeestje kwam, moeten we ergens in april voor het eerst met elkaar gespeeld hebben. In Lunetten werden we voor de tweede keer buurmeisjes.
Ze werd dertig, altijd leuk. Vroeger vonden we het prachtig dat we in april en mei even oud waren. Nu we allebei dertig zijn vind ik het leuker dan zij, denk ik, in tegenstelling tot vroeger. Toen was ik als oudste automatisch de stoerste, maar als je dertig bent ben je als oudste alleen maar zielig. ‘Zo erg is het nou ook weer niet,’ zei ik. ‘Ik heb het afgelopen jaar meer bereikt dan in heel veel jaren ervoor. Alleen die paar maanden WW was niet zo geslaagd.’ Helaas stond haar baan ook op de tocht, de WW was al aangevraagd. Misschien hoort het erbij als je dertig wordt, dat je een paar maanden WW krijgt.
Of misschien, dacht ik, moet ook Lunetten gewoon een keer veranderen.