Drie gesprekken

Ik had een gesprek met een hoogleraar. Het ging ongeveer zo:
Prof: ‘Ben jij ook docent bij een vakgroep?’
Ik: ‘Nee, ik ben gewoon programmamaker bij Studium Generale.’
‘Ah, dat is dus je beroep?’
‘Nou, beroep, beroep, ik heb niet een programmamakersopleiding gedaan of zo.’
Stilte.
‘Ik heb filosofie gestudeerd, dus ik zit inhoudelijk wel in de goede richting.’ (De prof, hoewel geen hoogleraar in de Wijsbegeerte, had zelf ook filosofie gestudeerd.)
‘Zo, nou dat is toch nogal wat,’ zei de prof.
‘Valt wel mee.’
‘Dat doet niet iedereen je na.’
‘Ach jawel.’
‘Nee hoor, veel mensen weten niet eens wat het woord betekent.’
‘Ach jawel. Academisch geschoolde mensen zeker.’
‘Dat is waar.’

Later op de avond dacht ik terug aan dit gesprek. Een typisch gesprek, waarvan ik er al vele heb gevoerd. Waarom, vroeg ik me af, ging het gesprek niet zo?

Prof: ‘Ben jij ook docent bij een vakgroep?’
Ik: ‘Nee, ik ben programmamaker bij Studium Generale.’
‘Ah, dat is dus je beroep?’
‘Ja, zo kun je het zeggen. Driehonderd mensen onder mijn hoede in de zaal, sprekers inleiden, inhoudelijke discussies voeren, stukken schrijven na afloop, dat soort dingen. Men zegt dat ik er goed in ben ook.’
Stilte.
‘Bovendien heb ik heb filosofie gestudeerd, dus ik zit inhoudelijk in de goede richting.’
‘Zo, nou dat is nogal wat.’
‘Ja, ik ben cum laude afgestudeerd in de Literatuurwetenschap en daarna kreeg ik een studiebeurs om een jaar filosofie te doen.’
‘Dat doet niet iedereen je na.’
‘Nee, inderdaad. Maar ik kan andere dingen weer niet.’
‘Veel mensen weten niet eens wat het woord filosofie betekent.’
‘Ach jawel. Academisch geschoolde mensen zeker.’
‘Dat is waar.’

Kan ik niet tegen complimenten? Vind ik het zelf eigenlijk niks voorstellen wat ik heb gedaan? Ben ik een nederig en bescheiden type?

Ik moest denken aan een ander gesprek, op een feestje met oud studiegenoten. Ik vertelde dat ik voor mijn werk op het podium mensen mag imponeren en door de zaal huppel met een microfoon, af en toe zelf een slimme vraag stellend. Iedereen lachen. Dat is in de Aula ook altijd mijn doel, riep ik, als mensen lachen is de avond geslaagd. Ook al gaat het over de filosofie van Foucault of obsessieve compulsieve stoornissen.

Toen gebeurde er iets geks. Iedereen was het er over eens dat zij juist heel domme vragen zouden stellen als ze de discussie moesten leiden. Waarom? Om niet in het licht van de spreker, de ster van de avond, te staan? Of om niet het risico te lopen dat je voor gek staat als je een heel slimme opmerking maakt die eigenlijk totaal dom blijkt te zijn? Het zou niet in me opkomen om me op zo’n moment dom voor te doen. ‘Misschien omdat ik blond ben en al met genoeg vooroordelen te maken heb…’ zei ik. ‘Ik vind het juist leuk om, terwijl iedereen denkt: daar huppelt een blondje met een microfoon door de zaal, om dan met een waanzinnig snedige vraag over Heidegger te komen, die ook nog eens humoristisch is.’ En dat doe ik dan ook, al zeg ik het zelf. Weinig bescheiden en nederig.


Geplaatst

in

door

Tags: