‘Op de vraag wat ik later wilde worden, antwoordde ik altijd: de kleine zeemeermin.’ We lachen om deze schattige bekentenis van mijn collega. ‘Ik antwoordde altijd: beroemd’ voeg ik toe. En dat is zo, ik wilde beroemd worden. Liefst als actrice. Toen ik eenmaal door kreeg dat beroemde actrices dag en nacht achtervolgd worden door viezeriken met een telelens, dat ze altijd hun make-up tip top in orde moeten hebben, en dat de beroemde acteurs met wie ze omgaan eigenlijk heel dom zijn, wilde ik geen actrice meer worden. Beroemd, dat nog wel.
Waar kwam dat verlangen naar roem vandaan? Met een beetje psychologie van de koude grond zou je kunnen beweren dat ik niet genoeg aandacht kreeg en dat wilde compenseren. Maar dat is wel heel zielig. Als ik lief ben voor mijn jongere ik, dan zeg ik dat ik eigenlijk vooral ergens heel goed in wilde worden, tot de top wilde behoren, en dat verwarde met beroemd zijn.
Dat is natuurlijk onzin. Ik moet ook niet doen alsof dit allemaal verleden tijd is. Eigenlijk wil ik nog steeds, deep down inside, niets liever dan beroemd worden. Weliswaar door iets heel goed te doen, anders had ik me wel opgegeven voor een of ander stom programma, maar toch: beroemd.
Ik denk dat het met macht te maken heeft. Dinsdagavond stond ik voor een bomvolle zaal met een man of 300 en een kort moment flitste het door me heen: ik heb al deze mensen nu, voor even, alle 300 in mijn hand. Zoals de Engelsen veel mooier kunnen zeggen: at my fingertips. Dat is het gevaarlijke gevoel van de macht. Als het je op zo’n moment lukt om de mensen een lach te ontlokken, of een bewonderende blik, dan begint het fluïdum van de macht door je bloed te stromen. Voor je weet ben je op weg een Macchiavelli te worden (of nog erger, een Berlusconi).
Toeval of niet: die avond ging het over Nietzsche en zo werden mijn gedachten op het spoor van de wil tot macht gezet. Verlangen naar roem, is dat niet gewoonweg een verschijningsvorm van de wil tot macht? Die wil tot macht is het fenomeen dat elk wezen alle andere wezens wil wegduwen, zelf bovenaan wil staan, wil heersen. Maar dan klopt het niet, want roem bestaat nu juist niet zonder alle andere wezens. Als je iedereen wegduwt en onder je vertrappelt, ben je misschien wel almachtig, maar niet beroemd. Roem vereist het bestaan van al die andere mensen. En ook hun autonomie: zij moeten vanuit zichzelf de lach en de bewondering schenken, anders werkt het niet. Gekochte of afgedwongen roem bevredigt niet.
Stel je voor dat je op het podium staat en al die mensen zo ver krijgt dat ze hun handen in de lucht steken en heel hard roepen: Waar zijn die sletten, waar zijn die sletten, links rechts links rechts links rechts – en hun armen heen en weer bewegen, van links naar rechts. De Jeugd van Tegenwoordig deed het gisteren in Tivoli en ik lachte en bewonderde. Misschien iets om de volgende keer in de Aula van het Academiegebouw te proberen?