Tussen bank en boot

katten

We zijn acht maanden verder en eindelijk is het dan zover: Bamse ligt dagenlang op de bank te pitten alsof ze nooit anders heeft gedaan. Het was een lange weg – letterlijk. Bamse speelde de rol van outcast met verve, bracht de eerste weken na de verhuizing door onder het bed, zat toen dagelijks in de badkuip, koos toen een hoekje op de overloop, liet zich soms op de trap zien. Twee maanden geleden deed ze de grote sprong voorwaarts door beneden naast de tv te gaan liggen, liet zich af en toe knuffelen op het kleed voor de bank en nu… nu is de meest comfortabele hoek van de bank (toevallig de hoek waar ik altijd zit) van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat ingenomen door onze aartsluie ex-outcast.

Gevolg is dat ik een beetje tussen wal en schip raak: ergens aan de rand van de uitstekende hoek hang ik half tegen de leuning aan, zonder kussen, want dat heeft Bamse nodig. Verderop ligt de man (vraag: waarom liggen mannen op een bank terwijl vrouwen erop zitten?), met poes Muis op schoot. Poes Ollie ligt op haar rug tussen ons in te kronkelen van aaigenot.

Tussen wal en schip: altijd als we met zijn vijven op de bank hangen, krijg ik zo’n opgewonden, kinderlijk gevoel dat de bank eigenlijk een boot is, of een eiland, of een hut voor een geheime club. Ik krijg zin om over de leuning heen op de stoel te klimmen, van daar op de tafel, een rondje maken langs de planten in de vensterbank, via de Bauhausstoelen terug naar het puntje van het kleed, in één sprong de onderste trede van de trap proberen te bereiken, dan tussen twee treden door, net als Bamse, op de box klimmen, langs de tv sluipen en op het randje van de kast heel hard gaan zitten miauwen om een snoepje.

Ik herkende datzelfde gevoel laatst bij Dexter (het allerliefste neefje van de wereld), die op de bank eerst een panter maakte van kussens, vervolgens op mij klom en zich toen via de panter op zijn buik naar beneden liet glijden. Ik mocht zijn enkels beet houden. ‘Wat een leuk spel!’ riep ik. ‘Ik zou precies hetzelfde doen.’ Dat dit geen slappe praat was tegen een tweejarige, werd bevestigd door mijn zus die van een afstandje toekeek hoe Dexter tussen tien kussen van de bank af gleed. ‘Goh, dat deed Miriam vroeger ook altijd.’ Ik voelde meteen mijn genen jubelen.

Jaren geleden, ik moet een jaar of twaalf zijn geweest, was ik met mijn moeder op bezoek bij vrienden in Denemarken. We zaten aan de keukentafel: mijn moeder, ik, en de vriendin van mijn moeder naast mij met haar dochtertje op schoot. Het meisje wiebelde met haar been tegen het mijne aan. Niet expres, niet hard, niet om me weg te duwen, maar gewoon omdat mijn been daar stond en het hare er tegenaan wiebelde.

Het was een aanraking in de categorie waar ook katten patent op hebben. Bamse rolt op haar zij, om eens even lekker haar rug bij te likken, poot als een vlaggenstok de lucht in, en gebruikt mijn heup als steun. Ollie gaat er op bed eens even goed voor zitten (voor het spinnen, of voor het genieten), met mijn scheenbeen als leuning. Het geeft uitdrukking aan een vertrouwdheid die veel verder gaat dan wanneer iemand doelbewust op schoot kruipt (kind of kat) of per se je hand wil vasthouden. Het betekent namelijk dat je volledig in elkaars wereld bent geïntegreerd. En dat dat goed is.

Ik denk niet dat volwassenen snel zo’n gebruik van elkaars lichamelijkheid kunnen nemen. Bij volwassenen heeft aanraking altijd betekenis. Alleen kinderen en dieren vinden het van geen enkel belang dat ze tegen je aan rollen terwijl ze druk bezig zijn met wat dan ook. Het enige belang dat erin steekt is gezelligheid, thuiskomen. Het decembergevoel kan beginnen!

Gek genoeg ken ik die terloopse aanraking die je opeens verbonden doet voelen met de ander ook van de straat. Elke dag fiets ik over zo’n versgelegde pijl op de weg, anderhalve meter bij een meter bij een halve centimeter. Ik fiets altijd recht op de pijl af, en dan over een van de punten. Dan ben je zelfs buiten in het spitsuur thuis. Het gevoel dat het witte kalkplakkaat onder mijn banden geeft is hetzelfde als dat van een kattenlijf tegen mijn scheenbeen. Een terloopse aanraking. Geen betekenis, geen tegenprestatie, geen eisen, maar toevallig, terloops, tevreden.

Daarvoor hang ik graag tussen bank en boot. Welcome aboard Bamse!


Geplaatst

in

door

Tags: