Sinds juli 2021 schrijf ik een maandelijkse column voor Filosofie Magazine. Een vrijplaats om te denken en te spelen met taal. Hieronder de links naar de gepubliceerde columns, van nieuw naar oud:
De columns uit 2021 vind je hier, de nieuwste columns hier.
Verwijzingen (nr. 12/2022)
Typisch een stuk van jou, met al die referenties, schreef een vriend. Ik denk dat hij het vriendelijk bedoelde, hoewel het klonk als ‘omgevallen boekenkast’. Hij had natuurlijk gelijk. Kan ik wel iets schrijven zonder naar een ander te verwijzen? Niet toevallig had ik als experiment net een column geschreven met alleen een verwijzing naar mezelf erin, wat ik dan ook triomfantelijk riposteerde.
Controle (nr. 11/2022)
Ik hoorde mezelf zeggen, terwijl ik mijn gast uitliet: ‘Degene die alles wil controleren is het minst autonoom van iedereen. Autonomie vraagt er juist om de controle los te laten.’ Dat klonk wel heel goeroe-achtig. Ik opende snel de deur en zwaaide mijn adviezen samen met mijn bezoeker uit.
Het laatste oor (nr. 10/2022)
Ik vond het zo’n goed verhaal dat ik het heb doorverteld alsof het waar was: dat je in de Middeleeuwen tegen betaling een geheim in het oor van een terdoodveroordeelde kon fluisteren, waardoor de last van jouw schouders viel en het geheim, met dank aan de beul, toch voor altijd veilig bleef. Het werd letterlijk meegenomen in het graf, alleen dan niet dat van jezelf.
Het tragische (nr. 9/2022)
In de tragedie volvoert iemand in alle vrijheid zijn noodlot. Deze oud-Griekse contradictie dragen we nog altijd met ons mee. Althans ik – ‘het tragische’ is iets waar ik steeds bij terugkom, niet in de zin van iets vreselijks, maar als concept dat helpt om die rare bezigheid genaamd leven te begrijpen.
Herinnering (nr. 7-8/2022)
In een busje reden we 800 kilometer naar het noorden, naar de geboortegrond van mijn moeder. Een trip down memory lane: op deze smalle kronkelwegen, op deze heuvels, dit erf en dit gras had ik, alle vakanties bij elkaar opgeteld en verspreid over een half leven, minstens een jaar doorgebracht. Mijn zus maakte een filmpje terwijl we over het karrenspoor naar de boerderij hobbelden. Mijn moeder tikte met haar vingers tegen het raam. ‘Ah! O!’
Nacht (nr. 6/2022)
De nacht is gewoon anders dan de dag, dáárom is ze belangrijk.’
‘Waarom is de nacht anders dan de dag?’
Het was een workshop vragen stellen. De ander moest op elke stelling antwoorden met een waaromvraag. Zo zou je erachter komen wat echt belangrijk voor je is, waar je je voor wilt inzetten. Voor deze student was dat het nachtleven.
‘Maar waarom is de nacht anders dan de dag?’ vroeg haar gespreksgenoot nog eens.
‘Omdat… de nacht anders is. Dan de dag.’
Oorlog (nr. 5/2022)
‘Ik heb mijn hele leven gewijd aan de roman,’ zegt de Indiase romanschrijver Amitav Ghosh in een interview met NRC Handelsblad. Maar schrijvers zullen met hun romans de wereld niet veranderen. Alle klimaatfictie ten spijt, verzucht hij, zijn we geen graad dichter bij een oplossing voor het klimaatprobleem gekomen. Waarom dan toch blijven schrijven in tijden van crisis?
Vertrouwen (nr. 4/2022)
De voorgeschiedenis doet niet ter zake, maar de situatie was dat ik een belastingadviseur nodig had. Liever gisteren dan vandaag. Ik vroeg wat rond bij schrijvers- en kunstenaarsvrienden, want het moest geen Zuidas-type met verkeerde verwachtingen zijn.
Zelfhulp (nr. 3/2022)
De afgelopen tijd heb ik me verdiept in het genre van het zelfhulpboek. Niet om een beter mens te worden – al hoopte ik (vergeefs) als bijvangst het geheim van een gelukkig leven te ontrafelen – maar om redenen van professionele aard.
Herlezen (nr. 2/2022)
Er was een lockdown, ik was ziek en het was kerstvakantie. In plaats van zoals gebruikelijk mijn leesquotum op te halen met een paar ‘dunnetjes’, besloot ik mezelf te trakteren op een herlezing van Misdaad en straf van Dostojevski. Ieder zijn ding – zelf brood bakken heeft mij bijvoorbeeld nooit getrokken.
Het niets valt meer op tijdens feestdagen (nr. 1/2022)
Waarom is er eigenlijk niets veeleer dan iets, hoorde ik mezelf vragen. Niet hardop, maar gewoon in mijn hoofd. De korte dagen roepen als vanzelf de vraag naar het niets op, dat immers eerder de afwezigheid van licht en warmte lijkt aan te duiden dan de afwezigheid van donker en kou.