Kierkegaard – Brieven: plan, geheim en misverstand

kierkegaard_brieven

‘Niets brengt een mens zo tot ontwikkeling als het vasthouden aan een plan, tegen de hele wereld in. Zelfs als het iets slechts zou zijn, dan nog zou het een mens in hoge mate ontwikkelen.’

Søren Kierkegaard, Brieven, 31 oktober 1841

De opgave om een plan te trekken in het leven, een idee ten uitvoer te brengen, vasthoudend te zijn, komt in zoveel teksten terug, dat het haast wel waar moet zijn. Zo ook bij Kierkegaard, van wie ik de Nederlandse bloemlezing uit zijn Brieven lees. Tegelijk verklaart hij zich in deze brieven ook schatplichtig aan het misverstand. Nu zijn misverstanden inherent aan het brievenschrijven. Net als bij sms en e-mail gaat er in een papieren vriendschap nuance verloren. Brieven raken zoek of worden juist te haastig verstuurd zonder ze nog eens over te lezen.

Maar het misverstand betekent bij Kierkegaard meer. Het is een fundamentele gesteldheid van het menselijk verkeer – en in die zin besteedde ik er een flink deel aan van mijn afstudeeronderzoek voor de master Wijsbegeerte. Op zoek naar wat ik daar toentertijd ook alweer over beweerde, stuitte ik in mijn digitale bureaula op de introductie die ik schreef voor de verdediging van mijn scriptie. Omdat ik verbaasd was hoezeer die woorden uit 2005 nog steeds voor mij opgaan (want het is niet alleen een samenvatting van mijn onderzoek, maar ook van mijn levensovertuiging), en dus blijkbaar een plan vormen waar ik mij aan vasthoud (goed dan wel slecht), wat weer bovenstaand citaat illustreert – daarom hieronder een letterlijke kopie.

Het probleem dat ten grondslag ligt aan mijn onderzoek is de vraag hoe we kunnen begrijpen dat de mens vrij is, terwijl hij toch ook gebukt gaat onder de dingen die hem in de werkelijkheid, buiten zijn wil en buiten zijn macht om overkomen. Dit probleem is tevens het kernpunt van de tekst ‘Weerspiegeling’ uit Of/Of van Søren Kierkegaard. In dit stuk gaat het om het ‘ware tragische’. En dat is volgens Kierkegaard precies de samenkomst in de mens van vrijheid of subjectiviteit en gebondenheid, determinatie door de feitelijke werkelijkheid.

In de tekst wordt dit uitgewerkt aan de hand van de menselijke verhoudingen: het blijkt dat deze dubbelheid van de menselijke conditie pas echt problematisch wordt in de omgang met de ander. Het is een kennisprobleem: ik kan mezelf niet volledig doorgronden vanwege de duistere inwerking van de werkelijkheid op mijn leven. Daardoor kan ik ook niet de ander kennen, of uitleg geven aan de ander over mijn leven.

Kierkegaard symboliseert dit door ‘het geheim’. Het geheim is een concrete uitwerking van de kloof tussen mijn subjectiviteit, mijn idealiteit, iets wat helemaal van mij is, en de werkelijkheid van de andere mens die hier geen kennis van heeft. Maar een geheim is niet alleen iets van mijzelf: het wordt me gegeven door een ander ofwel de noodzaak tot geheimhouding wordt ingegeven door de ander, door de reacties van anderen. Het geheim is niet altijd een gegeven dat ikzelf wel ken en begrijp – het kan ook iets in mezelf zijn dat voor mezelf verborgen blijft, juist omdat het zo met de ander verbonden is. Dat helpt natuurlijk niet bij de omgang, want als ik mezelf niet volledig doorschouw, kan de ander het ook niet. Ik kán mezelf niet aan de ander openbaren.

Het misverstand is dan ook structureel in de relaties tussen mensen. Overigens wordt dat niet alleen maar als vervelend beschouwd, maar zelfs als wenselijk. Later zal duidelijk worden waarom.

Om dat echter te kunnen begrijpen was het nodig ook andere teksten van Kierkegaard in mijn onderzoek te betrekken. Uiteindelijk volg ik hem door de ethische levensfase en de religieuze levensfase heen om meer licht op dit punt te laten schijnen. Het blijkt mogelijk om een soort ‘oplossing’ te formuleren. Het geheim blijft een grote rol spelen, maar verandert van gedaante. Het is niet meer alleen op te vatten als een concreet feit dat ik verborgen houd voor de mensen om me heen, maar als iets fundamenteel menselijks. Het geheim, of misschien eerder het heimelijke, dat ook voor mezelf een geheim is en blijft, representeert dan ‘het andere’. In het religieuze verbindt Kierkegaard het andere aan de goddelijke oorsprong, maar we kunnen het ook op een seculiere manier begrijpen. Wat de gang door de andere teksten duidelijk heeft gemaakt is dat het tragische niet zozeer gelegen is in de kloof tussen mijzelf en de ander, de kloof die ontstaat omdat de ander mij niet zou kunnen begrijpen en ik een geheim voor hem bewaar.

Het tragische misverstand is precies de overtuiging dat ik als enige een geheim heb dat ondeelbaar is. ‘Het andere’ in de algemene zin is namelijk iets dat alle mensen delen. Ieder mens, kunnen we zeggen, is op een volstrekt eigen manier volstrekt anders – maar in het feit dat dat geldt voor ieder mens ligt toch een gemeenschappelijkheid besloten. Hoewel de tragische kloof tussen mijn subjectiviteit en de werkelijkheid, tussen mij en de ander, tussen de vrijheid en de gegevenheid dus zeker bestaat, betekent dat niet dat een gedeeld beleven daarvan onmogelijk is.

En daarin ligt denk ik een zinvolle manier om met dit probleem om te gaan. Het geheime of andere – dat dus in verband staat met het passief gebukt gaan onder gebeurtenissen die ons overkomen – is niet alleen maar iets negatiefs, maar bezit een openheid naar de andere mensen, en ook een zekere schoonheid. Bovendien is heeft het een oneindigheid, omdat het heimelijke karakter van het andere nooit onthuld kán worden, de sluiers kunnen nooit opgelicht worden. Het is daarom niet alleen zonde maar ook onzinnig om te streven naar een opheffing van die passieve lijdelijkheid.


Geplaatst

in

door