Bij de Algemene Beschouwingen werd pijnlijk duidelijk hoe belangrijk taal en retorica zijn in de politiek. En via het politieke debat ook voor het publieke sentiment. Meer dan over de inhoud, ging het na afloop vooral over hóe er gesproken werd. Het jaarlijkse Vredesdagensymposium, een samenwerking van Studium Generale met Oikos en SIB Utrecht, stond in het teken van dit actuele onderwerp. Krachtige taal kan zowel onderdrukken en als hoop geven. In de lezingen van Maarten van Rossem, Mariëtte Willemsen en Lucien van Liere kwam steeds het belang van de context terug. Een context die gevuld is met het persoonlijke, met emoties en menselijkheid. Het onderzoeken en benoemen daarvan schept de mogelijkheid de kracht van taal te benutten, zonder de schaduwzijde van retorica te ontkennen.
Hitler en Roosevelt
Prof. Maarten van Rossem leidt de dag in met een lezing over retorica in de politiek. Dat is meteen een knap staaltje redenaarskunst, dat impliciet duidelijk maakt dat persoonlijkheid, eigenheid en humor belangrijke aspecten zijn bij het spreken voor publiek. Van Rossem benadrukt de context bij retorica: wie spreekt, waar en voor wie en met welk medium? Retorica is eigenlijk niet te generaliseren. Hitler sprak urenlang voor duizenden toehoorders. Als je dat in fragmenten terugkijkt op een klein YouTube-schermpje, is niet te begrijpen wat de impact was. Retorische gaven lijken een belangrijk talent voor een politicus, maar Hitler is een extreem voorbeeld van het gevaar dat zulk talent ook kan opleveren. ‘Als Hitler niet zo’n groot redenaar was geweest, had alles anders gelopen,’ daar is Maarten van Rossem van overtuigd.
De moderne retorica ontstond bij de radiopraatjes van Roosevelt. Daarmee zie je dat het medium een groot deel van de context uitmaakt. Tegenwoordig wordt niet vaak meer gesproken voor duizenden toeschouwers. Zelfs de grote toespraken van de Amerikaanse president moeten het vooral ook goed doen op tv. Uitzinnige emoties en denderende woorden kunnen dan niet. Juist een rustige, bedaagde spreektrant is belangrijk. Maar het belangrijkste is tegenwoordig nog wel ironie en zelfspot. Iets wat Van Rossem zelf tot in de puntjes beheerst. Hoewel misschien in een bijzondere vorm: de geïroniseerde (zelf)vergroting. ‘Nooit zal ik voor iemand een tekst schrijven. Ten eerste schrijf ik geen teksten, ten tweede kan niemand ze zo goed uitspreken als ik.’ De Senaatszaal hangt aan zijn lippen.
Grieken, Romeinen en Martha Nussbaum
’s Avonds gaan dr. Mariëtte Willemsen en dr. Lucien van Liere dieper in op het thema krachtige taal. De klassieke retorica gaat (zoals alles) terug tot Plato. Mariëtte Willemsen geeft een overzicht van het denken over welsprekendheid in de Griekse en Romeinse wijsbegeerte. Hoewel er verschillende soorten speeches bestaan en die ook verschillende doelen kunnen hebben, komt altijd de drie-eenheid ethos, pathos en logos terug. De spreker die wil overtuigen moet karakter tonen, goed informeren en uitleggen, en de emoties aanspreken. Vooral dat laatste heeft de aandacht van Willemsen, want emoties spelen een veel grotere rol in taal dan vaak gedacht.
Aan de hand van het werk van Martha Nussbaum, laat Willemsen zien hoe emoties altijd ook een cognitieve dimensie hebben; ze zijn als het ware geladen met overtuigingen, waarden en oordelen. ‘Het denken is bij emoties in geding,’ heet het. Dat betekent dat zelfs als in een tekst of toespraak niet overduidelijk op het gevoel wordt gespeeld, emoties zich op de achtergrond welzeker doen gelden. Hier zouden we ons steeds bewust van moeten zijn, die achtergrond vraagt steeds om onderzoek.
Framing
Een moderne vorm van retorica is framing. De laatste tijd wordt veel gesproken over dit begrip dat werd gemunt in de jaren zeventig. Lucien van Liere legt uit wat het precies inhoudt. Een frame is een ‘collectie stereotyperingen’ die bijvoorbeeld op een bevolkingsgroep wordt gelegd. Een enkel woord of beeld kan voldoende zijn. Door een Amerikaanse soldaat niet bij zijn naam te noemen, maar te bestempelen als ‘een Amerikaan’, wordt de (fundamentalistische) moord op hem een moord op Amerika. Frames zijn meestal een uitdrukking van vijandschap. Ze verbergen op een simplistische manier de kwetsbaarheid van de mens die erachter zit. De Amerikaanse soldaat, maar ook bijvoorbeeld een moslima die wordt aangeduid als ‘hoofddoekje’, wordt beroofd van zijn individualiteit. De context verdwijnt en daarmee elke vorm van meerduidigheid. Interpretatie is niet meer nodig: de persoon valt samen met het enkele woord en kan niets meer of anders zijn dan dat. Dat werkt lekker makkelijk en snel, reden waarom frames zo geliefd zijn. Én gevaarlijk.
Opnieuw blijkt de context essentieel. Van Liere pleit voor een versterking van het ‘biografische perspectief’; communicatie van mens tot mens, van individu tot individu. In de persoonlijke ontmoeting kan het abstracte frame doorbroken worden. Met die kanttekening dat we nooit helemaal buiten de frames kunnen stappen, die hebben we ook nodig in het omgaan met de complexe wereld. Zoals Mariëtte Willemsen wees op het bevragen van de emotionele achtergrond, ook als die niet meteen zichtbaar is, zo ziet Van Liere graag dat we de frames waarin we denken bevragen. Emoties kunnen ons op het spoor zetten van zo’n frame.
Ethos, logos en pathos in evenwicht brengen: dat is niet alleen waar de spreker op uit moet zijn, maar ook de toehoorder. Dan is misschien de gevaarlijke kant van retorica, waar Maarten van Rossem in zijn openingslezing op wees, te beteugelen.
Kijk de avondlezingen van Mariëtte Willemsen en Lucien van Liere hier terug. De lezing van Maarten van Rossem komt later online.