Je herinneringen zijn een groot deel van je ‘zelf’. Als alle cellen in je lichaam zich elke zeven jaar vernieuwen, is je herinnering zelfs het enige wat je nog verbindt met je zelf door de tijd heen. Je kunt je afvragen hoe echt herinneringen zijn. Je kunt je ook afvragen of het antwoord daarop belangrijk is.
Een bekende sociologische uitspraak zegt: ‘If men define situations as real, they are real in their consequences.’ De situatie of context is op zichzelf niet een ‘werkelijkheid’. En de manier waarop je de situatie ziet en interpreteert ook niet. Elk mens doet dat op zijn eigen, individuele manier. Maar je handelt wel naar die interpretatie en dat handelen is wél reëel. De niet-reële interpretatie heeft dus reële gevolgen. Om terug te komen op de herinneringen: ook al zijn ze niet echt, ze kunnen heel reële gevolgen hebben.
Ik kwam de uitspraak tegen in De ogen van de ander van Christien Brinkgreve. (Ondertitel: De sociale bronnen van zelfkennis.) Het is een sociaal-wetenschappelijk werk en geen filosofische exercitie, waardoor het me een beetje tegenviel. Maar het citaat hierboven had ik niet willen missen. De uitspraak staat bekend als het Thomas-theorema van W.I. Thomas (Brinkgreve schrijft W.F. Thomas), en stamt uit 1928. Het is een kernachtige formulering van de ondeelbaarheid van het echte en onechte.
De bekendste voorbeelden van het theorema hebben met economie te maken. Op Wikipedia is een grappig voorbeeld te vinden. ‘The 1973 oil crisis resulted in the so-called “toilet paper panic.” The rumour of an expected shortage of toilet paper – resulting from a decline in the importation of oil – caused people to stockpile supplies of toilet paper and this caused a shortage. This shortage, seeming to validate the rumour, is also an example of a self-fulfilling prophecy.’
De stelling is ook toe te passen op dagelijks leven, op wie je bent. Zoals bij herinneringen: de herinnering mag dan gebrekkig zijn of gebaseerd op een fictie, ze stuurt de keuzes die je maakt. Dat is niet erg, maar wel iets om je bewust van te zijn. Jouw interpretatie van de werkelijkheid is op zichzelf niet objectief, maar heeft wel ‘objectieve’ gevolgen. Dat is de eerste stap naar zelfrelativering en reflectie. En open communicatie met anderen. Brinkgreve: ‘Als mensen van zichzelf en elkaar zien hoe hun cognities [dus hun definitie van een bepaalde situatie] over en weer zijn en hoe deze kunnen verschillen, kan dat schelen in misverstand en miscommunicatie, in vele arena’s van het bestaan.’
Alles is perceptie, heet het ook wel eens. Ik ben echter geen aanhanger van het solipsisme, dat alleen wil uitgaan van wat bestaat in de waarneming en het bewustzijn van een individu. Juist de reële gevolgen van die waarneming en dat bewustzijn maken het leven interessant. In Chemische reacties schreef ik, naar aanleiding van het cliché dat een boek je leven kan veranderen: ‘Een niet-bestaande wereld komt binnen in de mens, gaat een chemische reactie aan met alles wat in dat mens leeft aan opvattingen, herinneringen, wensen, dromen, en komt vervolgens weer naar buiten in handelingen, uitspraken, beslissingen – kortom een materieel veranderde wereld.’
Brinkgreve stipt ook kort aan dat dit een thema is in zowel wetenschap als literatuur. Op de literatuur gaat ze verder niet in. Terwijl dit nu juist is wat literatuur vermag: verhalen laten zien hoe een individuele interpretatie van een situatie die situatie verandert (liefst uit de hand laat lopen, anders is het niet boeiend). Is dat niet wat in tragedies gebeurt? Of in de romans van Thomas Rosenboom en Dostojevski? Dat zijn natuurlijk – fictieve – extremen. Maar let er eens op in je eigen leven: welke definitie plak jij op een situatie, en welke reële gevolgen heeft die definitie dan? En welke definitie geven anderen van hetzelfde?