Het is waar dat vooral de handen en voeten van de drie Dodos mij tijdens het concert in beslag namen, zoals ik schreef. Je zou er gedachtekunst door gaan bedrijven. Dat neemt niet weg dat mijn aandacht zich soms verruimde tot aan de band als een driekoppig wezen, het podium en de zaal, de lichten en gordijnen die podium en zaal van elkaar scheiden en tegelijk verbinden. In de gedachtefilm zoomde ik uit en prompt overviel me een sensatie die je eigenlijk net zo goed gedachtekunst kan noemen – of gedachtecatharsis.
Wat voor sensatie dan? De sensatie dat je ergens anders bent: een andere plaats, een andere zaal in een ander land. Meestal voelt het als Amerika – misschien omdat de bands daar dan vandaan komen. Of omdat het ook iets te maken heeft met film, alsof je in een film bent beland waarin een concertscène zit. Je bent niet de hoofdrolspeler, maar een figurant. Nee, dat klopt niet, want de sensatie is echt en niet die van een acteur. Eerder houdt de sensatie verband met het theater: je ziet de band op het podium alsof je in het theater zit. Daarom is ook dat uitzoomen belangrijk; het gaat juist ook om de podiumrand, de zwarte velours gordijnen, de lampen aan het plafond. Je bent zozeer toeschouwer dat je bijna het gevoel krijgt dat je er zelf niet meer bent.
Alleen heel goede muzikanten kunnen dit bereiken, kunnen hun publiek zichzelf laten vergeten. Nou vooruit, laat ik maar toegeven dat drank er misschien ook iets mee te maken heeft. Helemaal nuchter is de sensatie van elders-zijn gecombineerd met zelfvergetelheid me nog nooit ten deel gevallen. Zou drank zelfs belangrijker zijn dan de muziek? Het overkomt me namelijk ook wel eens gewoon op straat, zonder muziek, zonder aanleiding zelfs. Ik zit op de fiets naar huis, na een leuke avond met biertjes en vrienden, en als ik een hoek om zweef of even mijn hoofd in de nek leg, kan daar ook opeens die sensatie opkomen, als een mist die van het ene moment op het andere in de lucht hangt. De huizen zien er anders uit, alsof je ze herkent met een ander geheugen – anders kan ik het niet beschrijven. Ze zijn losgezongen van je eigen leven en je eigen herinneringen en onderdeel geworden van een andere wereld. De echte wereld misschien wel, de echte wereld zoals je hem in de film ziet.
Zelfs binnen gebeurt het. Ik zat een keer in een lage stoel in de kamer van een huisgenoot en ook daar trok de mist naar binnen. Inmiddels heb ik er zo vaak en goed op gelet hoe de sensatie voelt, wanneer hij komt en ook weer verdwijnt, dat ik hem zelfs kan oproepen. Mits de omstandigheden juist zijn natuurlijk. Eigenlijk kan ik maar één ding met zekerheid zeggen: kunstlicht is essentieel voor de sensatie. Maar kunstlicht, wat kun je daar nou verder over zeggen, wat heeft dat te betekenen? Dat het theater met zijn spotlights en zwarte velours gordijnen nog geen gekke vergelijking is. All the world’s a stage, nietwaar.
Als het me lukt om de sensatie op te roepen probeer ik hem ze hard mogelijk vast te houden, zo lang mogelijk te prolongeren. Het is namelijk een verrukkelijke sensatie. Verrukkelijk, zoet en melancholisch tegelijk. Terugdenkend aan het theater: het is een soort catharsis. Aristoteles omschreef catharsis als het doel van de tragedie: het purgeren van je emoties bij het zien van een aangrijpend toneelstuk (aangrijpend is dan nog een understatement als je denkt aan de vader- en moedermoordenaars, incestueuze broers en zussen, krankzinnige goden en pesterige demonen die de tragedies bevolken). Je moet dat allemaal niet nadoen, maar doormaken en er vervolgens gezuiverd weer uitkomen.
Zonder zelfvergetelheid geen catharsis, pas als je na afloop weer terug op aarde komt – die wereld van je eigen geheugen en je eigen zelf, niet de echte wereld zogezegd – is de catharsis voltooid, maar daarvóór moet je eerst jezelf vergeten zijn. Bij kunstlicht.
Ik schrijf er nu al een paar alinea’s omheen: de tijd. De tijd is allesbepalend. Niet dat je opeens in het oude Griekenland zit, maar wel dat de tijd wegebt, uit de scène vervloeit. Toen ik bij de huisgenoot op bezoek was dacht ik alleen maar: ‘De jaren tachtig, ik ben in de jaren tachtig beland.’ Sindsdien weet ik dat het niet de jaren tachtig waren, maar een tijdloosheid die de dingen het aanschijn van een theater geeft. Dat is wat de zelfvergetelheid vooral betekent: je eigen tijd loslaten – want zijn geheugen en herinneringen eigenlijk ook geen tijd, zij het gestolde tijd?
Deze week weet ik weer een beetje beter hoe ik de sensatie moet begrijpen. Henk Barendregt – hoogleraar Grondslagen van de wiskunde en Informatica én beëdigd leraar vipassana meditatie – gaf een lezing over meditatie als manier om met de chaos van de existentiële leegte om te gaan. Klinkt zweverig en dat was het ook wel een beetje, maar tegelijk wist hij enkele inzichten zeer helder over te brengen en bovendien te inspireren tot een bewuster leven, dus een beetje zweef is dan niet erg.
Die leegte waar Barendregt het over had en die de mens zeer grote angsten inboezemt, uit zich in dissociatie. Dat heeft twee kanten: dissociatie kan je overvallen waardoor je als in een psychose opeens de leegte ingetrokken wordt: het zwarte niets, van alle betekenis ontdaan, waar alles schokkerig en koud is. Maar je kunt de dissociatie ook inzetten om de leegte te leren accepteren. Dat doe je door alle indrukken en gevoelens die je hebt te ‘ontvlechten’. Als je bijvoorbeeld pijn hebt, kan die nog het meest als last ervaren worden omdat je boos bent dat je pijn hebt. Na het ontvlechten van pijn en woede, zal de pijn onder controle komen. Uiteindelijk is verrukking je deel.
Wat heeft dit alles te maken met de ‘all the world’s a stage’-sensatie? Het zit hem in de dissociatie. Tijdens zo’n sensatie wordt de situatie losgevlochten van de tijd en misschien ook van de plaats. Of de plaats – de straat waarop ik fiets, de kamer waarin ik zit – zingt zich los van de tijd. Het resultaat is inderdaad een soort verrukking. Jammer genoeg vertelde Barendregt dat je als je écht verder wilt komen, ook de verrukking moet ontvlechten en naast je neerleggen.
Na de lezing bedacht ik me dat ik nog veel te leren heb, zoals ik mijn inleidinkje en aankondiging bijna buiten adem had gegeven, en bij het rondlopen met de microfoon voor de discussie steeds rusteloos van de ene voet op de andere wiebelde. Nu denk ik: misschien heb ik een begin te pakken met mijn sensatie, mijn zelfvergetelheid en tijdloosheid. Door de tijd te ontvlechten ben ik misschien wel heel af en toe voor even onsterfelijk. Zoals Dionyssos, dan wel, want de drank moet blijven vloeien.