Spontane en onderzoekende creativiteit

cezanne

Laatbloeiers zijn vroegwijs, schreef ik. Naar aanleiding van mijn blog over laatbloeiers stuurde iemand me een interessant artikel van Malcolm Gladwell uit The New Yorker, getiteld, jawel, Late bloomers. Waarom, vraagt Gladwell, denken we bij genieën altijd aan wonderkinderen? Terwijl er genoeg genieën zijn aan te wijzen die pas op late of zelfs hoge leeftijd hun meesterwerken maakten. Cézanne is zijn voorbeeld van een laatbloeier, Picasso van het ‘wonderkind’ dat als jongvolwassene piekt.

Uiteindelijk heeft laat dan wel vroeg bloeien te maken met creativiteit. Zoals de goede ideeën, die we ons altijd voorstellen als een peertje dat linksboven je hoofd spontaan begint te branden, zo lijdt ook creativiteit onder een al te versimpelde beeldvorming. Creativiteit is misschien geen peertje, maar dan toch zeker wel iets wat ontbrandt in je binnenste, als goddelijk vuur, een golf van inspiratie. Dat we dat zo zien is vooral de schuld van de romantische dichters. Willem Kloos, die een wandeling ging maken langs de waterkant en vijftien minuten later bevangen door een perfect geconstrueerd sonnet, met kloppend rijmschema, versvoet en volta weer thuiskwam. Onzin natuurlijk.

Het beeld van de geïnspireerde kunstenaar is wel hardnekkig gebleken. Dat is zeker ook het geval in de schilderkunst. Je ziet het meteen voor je, de jonge Picasso die in een artistieke high schilderij na schilderij maakt, tot hij uitgeput op de grond neerzijgt om in ogenschouw te nemen wat hij nu eigenlijk gemaakt heeft. Stuk voor stuk meesterwerken.

Bij Cézanne werkte het anders, zo schrijft Gladwell. Zijn creativiteit is experimenteel van aard. Door heel veel uit te proberen en dus ook af te wijzen, ontdekt hij waar hij zich op moet richten, waar hij goed in is. Met als gevolg dat de echt goede kunstwerken, de echte ‘Cézannes’ pas op latere leeftijd ontstaan. ‘The Cézannes of the world bloom late not as a result of some defect in character, or distraction, or lack of ambition, but because the kind of creativity that proceeds through trial and error necessarily takes a long time to come to fruition.’

De twee vormen van creativiteit heten in Gladwells artikel ‘conceptueel en experimenteel’, wat ik niet heel verduidelijkend vind klinken. Misschien is het niet helemaal correct, maar het onderscheid tussen ‘spontaan’ en ‘onderzoekend’ lijkt me helderder. En dan blijkt het voor mij ook nog te kloppen: ik noemde mezelf al een laatbloeier – en dan niet alleen op het creatieve vlak – ik herken me erg in het onderzoekende (‘experimentele’) type.

Het past ook bij de (meer wetenschappelijke) vraag waar goede ideeën vandaan komen, zoals ik onlangs beschreef. Ideeën hebben een incubatietijd, en ontstaan niet in een soort spontane ontbranding, maar doordat verschillende mensen, gebeurtenissen en natuurlijk het toeval allemaal samenklitten en het vuurtje opstoken tot er uit het geheel een Goed Idee geboren wordt.

Interessant hoe dingen die ik eerder heb geschreven in elkaar schuiven en blijken te passen binnen het framework van een ander. Maar ik vertel blijkbaar maar één kant van het verhaal. Picasso zou zich daar nooit in kunnen vinden.


Geplaatst

in

door

Tags: