Kluizenaarschap lijkt mij soms heel aantrekkelijk. Je terugtrekken in een grot, heel stil leven, zonder veel beweging en ophef, tot uiteindelijk zelfs de gedachten stilvallen. Of in een klooster, met een grote moestuin waar je ’s ochtends werkt om ’s avonds te kunnen eten. ’s Middags boeken lezen en elke nacht acht uur slaap. Jammer alleen dat het bruid-van-God-aspect erbij komt kijken.
Ik weet wel dat dagdromen als deze nooit verwerkelijkt zullen worden. Maar een klein beetje kluizenaar en een snufje kloosterling zou toch wel moeten kunnen in het dagelijkse, eenentwintigste-eeuwse leven? Op zoek naar inspiratie las ik (want ik ben zo iemand die een boek pakt als ze inspiratie zoekt, terwijl je ook gewoon zou kunnen beginnen met tomatenplantjes zaaien) een werkje over Taoïsme, van Patricia de Martelaere. Zij is een filosoof (was, moet ik zeggen, want ze overleed in 2009 op 51-jarige leeftijd) van de Westerse stempel, met een grote kennis van de Chinese taal en filosofie. Een goede inleider voor een onderwerp dat toch een beetje zweverig kan zijn – althans daar was ik bang voor.
Na lezing is me één ding duidelijk: ik ben geen taoïst en zal het nooit worden ook. Toch staan er in het boekje een aantal interessante noties die de gedachten scherpen over geluk en het streven naar een zuivere levensstijl.
Volmaakt geluk blijkt dus samen te vallen met de wortel van het leven zelf, en niet met een specifieke toestand die in het leven zou moeten worden bereikt.
Ik schreef eerder over mijn wensdroom om een wortel te worden. Wat gebeurt er als je lang genoeg in een grot leeft? Dan ga je eruit zien als een wortel. Of is het de wortel die voor de neus van de ezel hangt die de kar niet wil trekken? In bovenstaand citaat gaat het weer om een andere wortel: de wortel van het leven zelf. Het zijn associaties op hetzelfde woord met steeds een verschillende betekenis, maar al die betekenissen hebben (voor mij) met elkaar te maken en verwijzen naar elkaar (op een Derridiaanse wijze). De kluizenaar die door zijn ascetische leven eruit ziet als een wortel, wil ook niet een extern geluk bereiken door daar op productieve wijze aan te werken, zijn geluk verwijst naar de wortel van het leven. Het leven van voor de geboorte. Een beetje zweverig? Misschien wel een wortel die je voor je neus houdt?
Ondanks mijn bedenkingen moet ik ook wel toegeven dat er een kern van waarheid in zit. Wie kan het hier niet mee eens zijn:
Als het verlies van wat je gelukkig maakt de oorzaak wordt van ongeluk, dan is het duidelijk dat dergelijk geluk waardeloos is.
Deze opvatting van geluk is al wat minder zweverig, zelfs behoorlijk pragmatisch. Een toetssteen voor je eigen dromen en verlangens. Het klinkt heel eenvoudig: geluk moet ‘uit jezelf’ (of uit ‘het leven’) komen en niet gedefinieerd zijn door iets externs, iets wat je weer verliezen kunt. Klinkt eenvoudig, ja, maar is bijna onmogelijk te realiseren.
Hoe ziet dat taoïstische geluk er dan uit?
Ook hier weer moet ’tevredenheid’ – net zoals ‘geluk’ – niet worden begrepen als een psychisch-emotionele respons (een soort ‘gevoel’), maar als een energetische toestand die mens als het ware ’installeert’ en dan vergeet. ’Door te beginnen met tevreden te zijn, en niets verstorends meer te ondergaan, wordt het mogelijk de tevredenheid te leren kennen van het vergeten wat tevredenheid is.’
Dat vind ik mooi: de tevredenheid die je hebt, als je vergeet wat het betekent om tevreden te zijn. Iedereen weet: als je je eenmaal bewust bent van je geluk, is het met het geluk snel gedaan. Maar iedereen weet ook: vergeten is niet iets wat je doet, het moet je overkomen. Je kunt niet willen vergeten, net als dat je niet niet aan een witte beer kunt denken. Het is de wortel die voor je neus hangt. Wat moet je ermee doen? Je omdraaien en terug lopen? De ogen sluiten?