Whatever doesn’t kill me makes me stronger

hamer

‘Whatever doesn’t kill me makes me stronger.’ In een zeer lezenswaardig artikel op Vanity Fair fileert de onlangs overleden schrijver Christopher Hitchens deze ‘wijsheid’. Een uitspraak die van Nietzsche komt en is uitgegroeid tot een (Amerikaanse) volkswijsheid. Hitchens beschrijft de hel die hij doormaakt tijdens de behandeling van de kanker die hem uiteindelijk zou vellen. De kuren die bedoeld zijn om hem te genezen, maken hem verre van ‘stronger’. Een miserabel hoopje mens is wat er van hem overblijft. Niks ‘wat me niet doodmaakt, maakt me sterker’.

De analyse komt hard aan, in de beschrijving van de martelende pijnen waaraan hij lijdt. Het is een ontmaskering van de optimistische uitspraak als een trucje en een pertinente onwaarheid. Het deed me denken aan ‘van de nood een deugd maken’, waar ik eerder schreef. Ook een trucje, een mechanisme dat je inzet om van ellende iets moois te maken, maar dat die ellende daarmee niet wegneemt. ‘Omliegen’ is het woord dat erbij hoort.

Op de site van Filosofie Magazine onderzoekt Leon Heuts in een blog de betekenis van pijn in onze maatschappij. Ook lezenswaardig, zeker in het licht van Hitchens’ ervaringen. ‘Pijn is in de moderne samenleving bij uitstek het morele ijkpunt. Wie pijn als troefkaart uitspeelt, heeft het debat in handen. Een dier dat pijn lijdt, moet bijvoorbeeld haast wel wijzen op barbaarse handelingen.’ Terwijl pijn ook als betekenisgevend gezien kan worden, zoals in de christelijke traditie bijvoorbeeld het geval is.

Is de uitspraak ‘whatever doesn’t kill me makes me stronger’ dan niet een manier om betekenis te geven aan pijn? Ik denk het niet. Net als ‘van de nood een deugd maken’ wijst het juist op het willen wegnemen van de betekenis, door de pijn te ontkennen. De betekenis van de pijn wordt ‘omgelogen’ tot iets positiefs, tot een kracht. De essentie van de pijn, van de pure ellende zoals Hitchens die heeft ervaren, gaat daarmee verloren.

Toch denk ik wel dat ook dit een heel nuttig mechanisme is. Een van mijn zelfverklaarde motto’s is ‘je gaat er niet dood aan’. Eerder schreef ik:

Als mensen me aankijken alsof ze zelf een hartverzakking krijgen van het idee dat ik misschien met de kerst geen werk heb zeg ik gewoon: ‘Je gaat er niet dood aan.’ Soms herhaal ik met nadruk: ‘Ik ga er niet dood aan.’ In Afrika ga je er dood aan, in Nederland niet. Daar schrikken mensen van. Toegegeven, mijn motto is niet fijnzinnig of genuanceerd. Maar ik bedoel precies dát: je gaat er niet dood aan als je even geen werk hebt, of als iemand je verlaat of als of als. Je kunt wel zo in de put komen dat je denkt dat je beter dood kon zijn, maar dat is iets anders. (Werk aan de winkel I)

Beetje morbide misschien, maar het is juist vrolijk bedoeld. Want:

In het gemiddelde leven komt het gemiddeld juist wel goed. We gaan allemaal dood, maar in de tussentijd komt het goed. (Dit is zelfs een motto van mijn optimistische zelf: ‘ik ga er niet dood aan’. Een veilig motto, dat slechts één maal niet opgaat.) Denk aan al die bijna-ongelukken, toevallige gelukjes, vergeten verdriet, geheelde breuken, ziektes die overgaan of waar je mee leert leven. (Op zee van Toine Heijmans: over goede en slechte eindes)

‘Je gaat er niet dood aan’: dat is wat er overblijft als je het omliegen weghaalt en de ruimte voor betekenis openlaat. Dat is vrijheid.


Geplaatst

in

door

Tags: