
In augustus verscheen een speciaal nummer van het filosofische tijdschrift Wijsgerig Perspectief over het thema luisteren, samengesteld door Cris van der Hoek en mezelf. Het bevat artikelen van Joeri Bruyninckx, Aldo Houterman, Eva Meijer en Grâce Ndjako. Cris en ik schreven een ‘Ten geleide’ dat hieronder ook te lezen is. Lees of bestel het nummer hier.
Ten geleide
Kennis en waarheid zijn in de westerse cultuur vanaf de Griekse beschaving sterk verbonden met visuele metaforen, zoals (zelf)reflectie, inzicht en helderheid. Ook in de naam ‘Verlichting’ klinkt de metaforiek van het zien door. De dominantie van het zicht in de westerse cultuur heeft geleid tot een sterke nadruk op zowel de rationele perceptie van heldere ideeën als op objectiverende empirische observatie. De mens, is het idee, ontwikkelt een ‘wereldbeeld’ dat hij op afstand kan bestuderen.
Daarnaast is onze wereld sterk gericht op zenden: in woord, schrift of beeld. De politieke filosofie legt van oudsher het accent op taal en dan vooral op spreken. Belangen kunnen articuleren geldt als cruciale voorwaarde om subject te zijn en streven naar mondigheid is sinds de Verlichting een adagium. In de huidige mediacultuur, met televisie, YouTube, TikTok etc., gaat het met name om zichtbaarheid en verstaanbaarheid, om kijken en spreken. Wie dat niet kan (of wil) blijft vaak letterlijk en figuurlijk onzichtbaar.
In de hedendaagse wijsbegeerte worden de centrale rol van het menselijk subject, de dominantie van het objectiverende zien en de uitsluitingsmechanismen die daaruit voortvloeien uitgebreid bekritiseerd. Maar wat staat daar tegenover? In deze editie van Wijsgerig Perspectief wenden we ons tot het luisteren.
Het thema luisteren kent de laatste jaren een groeiende belangstelling, in de filosofie en daarbuiten. Luisteren wordt ingezet om kennis op te diepen die anders verborgen blijft: uit andere culturen, uit de natuur of uit het lichaam. Als methode om kennis op te doen vereist luisteren een andere relatie tot de wereld dan in de filosofie vanzelfsprekend is. Luisteren is een belichaamde, zintuigelijke activiteit die van je vraagt aandacht te hebben voor de ander en de omgeving. En hoewel luisteren betekent dat je jezelf niet op de voorgrond zet, weet te zwijgen en de ander de tijd en de ruimte gunt, is het geen passieve houding maar een actieve bezigheid. Een bezigheid die ons bovendien behoorlijk wat moeite kost.
In het eerste essay onderzoekt Eva Meijer hoe luisteren kan worden ingezet om een andere verhouding tot de wereld tot stand te brengen. Meijer stelt dat we de politieke gemeenschap kunnen vergroten door te luisteren naar de talen en belangen van kinderen, niet-menselijke dieren en ecosystemen. Het concept ‘diep luisteren’ van de Amerikaanse accordeonist Pauline Oliveros kan ons volgens Meijer hierbij helpen. Diep luisteren draait niet om het controleren, categoriseren of verbeteren van de natuur (inclusief menselijke en niet-menselijke dieren), maar is een collectieve vorm van luisteren naar de wereld en de ander, die een daadwerkelijke uitwisseling van kennis, perspectieven en drijfveren mogelijk maakt.
Grâce Ndjako bespreekt in het tweede essay hoe luisteren heeft bijgedragen aan de groei van het Zwarte politieke bewustzijn tijdens en na de slavernij. Ze plaatst het concept ‘world sense’ uit de Afrikaanse filosofie tegenover het westerse begrip ‘wereldbeeld’. Het westerse wereldbeeld, waarin rede en zien aan elkaar gekoppeld zijn, is volgens Ndjako te vaak ingezet om de slavernij en het kolonialisme te verdedigen. Het Afrikaanse begrip world sense kent daarentegen ook andere zintuigen, zoals het gehoor, een belangrijke rol toe. Dat zien we terug in de ontwikkeling van Zwarte muziek. Als andere vormen van communicatie werden verboden, gebruikten tot slaaf gemaakten muziek om met elkaar te communiceren. Deze muziek is geworteld in een orale traditie waarin het onderscheid tussen spreker en luisteraar wegvalt.
Luisteren vraagt – net als kijken – om een infrastructuur. Joeri Bruyninckx laat in zijn bijdrage zien hoe luisteren naar de niet-menselijke natuur door technologie wordt bemiddeld, die mede bepaalt wat we horen. Aan de hand van de geschiedenis van het luisteren naar vogelgeluiden, die steeds geavanceerder en ‘schoner’ kunnen worden opgeslagen, bevraagt Bruyninckx wat het eigenlijk betekent om te luisteren naar de natuur. Het lijkt of we de natuur, ontdaan van ruis of achtergrondgeluid, kunnen afluisteren alsof wij er zelf geen deel van uitmaken. Toch is het onderscheid tussen luisteraar en buitenwereld minder scherp dan we ons graag voorstellen, stelt Bruyninckx.
Dat ruis van groot belang is voor het ontstaan van betekenisvolle geluiden, betoogt Aldo Houterman in het laatste artikel. Aan de hand van het werk van de Franse filosoof Michel Serres en de laatste twee albums van de Amerikaanse band Low laat Houterman zien dat ruis ons niet verhindert om te luisteren, maar juist een voorwaarde is voor betekenisvolle communicatie. Om betekenisvol te zijn, moeten geluiden zich uit de ruis losmaken en ons oor bereiken. En via ons oor de rest van onze zintuigen.