David Acheson, Theo van Doesburg en de schoonheid van getallen

david_acheson

Een gedistingeerde wiskundige uit Oxford die elektrische gitaar speelt en op John Cleese lijkt: dat is David Acheson, die gisteren een lezing gaf bij Studium Generale. Had ik een avondje vrijaf, ging ik nog op die harde stoelen van het Academiegebouw zitten. Ik heb absoluut geen wiskundeknobbel, maar ik ben wel gevoelig voor de schoonheid van wiskunde, getallen als kunst. Een gevoeligheid waar elke wiskundige mee begint, denk ik. In elk geval Acheson, die zijn liefde verklaarde aan de ‘wonderful theorems’ en ‘beautiful proofs’ van zijn vakgebied. Wiskunde is een kunst omdat het in zichzelf, zonder toepassing en zonder praktische afgeleide, mooi en bijzonder genoeg is om te beoefenen.

Daar houd ik wel van. Ergens in dit alfamens (gelukkig geen -mannetje) van verhalen en woorden zit een wiskundige verstopt die kickt op getallen en lijnen. Het is de aantrekkingskracht van orde en eenvoud, die toch verbazingwekkend onbegrijpelijk is. Acheson liet in zijn lezing verschillende voorbeelden zien, bijvoorbeeld van een som waarvan de uitkomst pi is. Pi! Hoe toevallig is dat? Niemand begrijpt wat pi in die som doet, het is eenvoudig, mooi, helder en onbegrijpelijk. (Denk ik, misschien is het raadsel wel te verklaren.)

Op de middelbare school was ik heel goed in kansberekening en had ik Wiskunde A in mijn eindexamenpakket (verraad ik mezelf nu als ouwe doos?). Stop een berg blauwe en rode knikkers in een pot en haal er dan één uit; dat soort opgaven. Van zulke sommen werd ik gelukkig. Zodra de stof in de richting van Wiskunde B bewoog, zonk ik in een diepe depressie. Ik had het gevoel letterlijk scheel te kijken van onbegrip bij dingen als krommes en van alles wat ik niet onthouden heb. Maar tel het een op bij het ander en ik kreeg een 8 op mijn diploma. Ben ik nog steeds trots op.

Wiskunde is in het beste geval kunst om de kunst. Die schoonheid van de getallen zie je ook terug ín de kunst. Misschien is het niet zo gek dat ik een groot bewonderaar ben van Piet Mondriaan en natuurlijk Theo van Doesburg. Zijn Mathematische composities vind ik geniaal. Ik kan uren naar kijken, precies vanwege het wiskundige aspect, de lijnen en verhoudingen, vlakken en contrapunten. Jarenlang had ik de Arithmetische compositie als muurschildering (zie ook Theo van Doesburg: held). Dan stond ik tegenover bezoek te oreren over de verhoudingen van de vierkanten – de helft, een kwart, een zestiende – en de gekantelde vlakken die juist alles in derden delen en hoe die eenvoud en orde onbegrijpelijk was en toch zo helder en ik kan het als alfamens nu eenmaal niet goed uitleggen, dus over het algemeen dacht mijn bezoek dat ik van lotje getikt was. Bijna als een echte wiskundige dus.

Ik vloog op toen ik de Arithmetische compositie bijna herkende in de lezing van Acheson. Zie je nou! Prachtig. Getallen en lijnen kunnen net als kunst iets religieus oproepen. Getallen lijken niet toevallig, en kunst die gebruik maakt van getallen is ook niet toevallig. Dat is prettig voor iemand die leeft in een wereld die van toeval uiteen valt in absurde brokstukken.


Geplaatst

in

door

Tags: