Gedachtekunst: de bosrand

bosrand

Het mooie van gedachtekunst is dat het onmogelijk is. Een herinneringsbeeld dat toch nooit te realiseren is, noch op het doek, noch op film, noch op papier. In het beeld dat ik achter mijn hersenpan zie verrijzen, zitten zoveel associaties en indrukken verborgen dat die nooit een enkelvoudige uitdrukking zouden kunnen vinden. Van boeken, ervaringen, geuren en ook van dingen waar ik zelf geen weet van heb. Waarom dan toch gedachtekunst bedrijven? Omdat het soms leuk is om je met iets zinloos bezig te houden, dat puur particulier is, maar misschien in iemand anders een eigen puur particulier gedachtekunstje doet ontstaan. Vandaag: de bosrand.

De bosrand is vooral fascinerend vanwege het rand-zijn. Dat, en de textuur die zowel wollig en zacht is als donker en ondoordringbaar. Ik zat op de camping van Bad Schandau te kijken naar de bosrand. Twee paden verdwenen achter het toiletgebouw met een sterke stijging tussen de bomen, die zich tegen de helling verhieven. Ik keek wel een half uur aan een stuk door, tot de schemering zo ver optrok dat de rand vervaagde en ik moest loensen om hem nog van de donkerblauwe lucht te onderscheiden.

Ik wilde de bosrand schilderen en dat niet alleen: ik wilde door het schilderen in de bosrand doordringen. Ik had natuurlijk in het bos kunnen gaan wandelen, maar dat was niet hetzelfde geweest. Een rand laat zich niet doordringen, begrijp ik nu. In elk geval niet door je wandelschoenen aan te trekken en het pad te volgen dat achter het toiletgebouw begint. Hoogstens dring je door in het bos. Voor de rand is een andere manier nodig, een manier die het onmogelijke mogelijk maakt.

Wat was er toch met die rand? Waarom kon ik niet stoppen met kijken, met het fabriceren van een reproductie in mijn gedachten? Waaruit bestond die reproductie?

Om te beginnen sprookjes, natuurlijk. De bosrand is een topos van het sprookje, daar eindigt het werkelijke en begint het wonderlijke. Het levende bos van In de ban van de ring. Het bewegende bos van Macbeth (dat een nepbos is, maar als je in Schotland naar de bossen op de heuvels kijkt, begrijp je dat dat niet uitmaakt). De rand van het bos is als een huid: zowel deel van het lichaam als de grens van het lichaam, waarbinnen onzichtbare, onbegrijpelijke en intense dingen gebeuren.

Het bos is de woonplaats van dieren. Dieren met namen als hert en everzwijn, konijn en adder. Zij leven op heel zacht mos, tussen de bomen waarvan je niet weet of ze praten of kraken, gewoon met hun takken in de wind wiegen of bewegen. Wat daar allemaal leeft is geen aftreksel van onze wereld, de dieren en bomen zijn geen allegorie voor de paradijselijke oorsprong of juist de wrede mensenmaatschappij. Nee, wat achter de huid van de bosrand leeft kunnen we niet zien en kennen. Als we de huid opensnijden en er binnen gaan komt iets heel anders tevoorschijn dan wat achter de ongeschonden rand leefde. Een dood, bloedend systeem.

In het bos van dit gedachtekunstwerk vind je een open plek (‘open plek in het bos’ drie letters – tra) die als een uitgestrekte bedstee is, met wuivend gras, veldbloemen en konijnen. Je ziet die plek niet, maar uit alles spreekt dat hij er is, onvindbaar maar aanwezig.

Achter de toppen komt het duister. Dat hoort ook bij de bosrand, even goed als de witte pluisvacht van het konijntje en wuivend gras op de tra. Uit de ondergrond trekt het op. Toch is het het eerst zichtbaar boven de bomen uit. Alsof de bomen het uit de grond zuigen en uit hun bladeren laten druipen. Er is humus. Je ziet niets meer nu. In een gammele hut woont een heks. Ergens waart de Blair Witch rond.

Ik denk dat een paar wollige streken met een dikke kwast genoeg zijn. Het gaat om de rand, niet om de bomen. De overgang tussen hemel en bos, daar waar het duister ontsnapt. Daar waar de konijnen hun hol hebben.

Misschien moet ik weer eens Bob Ross kijken. Bob Ross, dat klinkt immers al een beetje als Bos Rand.


Geplaatst

in

door

Tags: