2017: mijn jaar in boeken, jubileumeditie

 

 

 

 

 

 

 

Dit is het tiende overzicht van mijn boekenjaar dat ik hier presenteer #jubilee (zie: 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016). Die kwantificeringsdrang mag misschien opmerkelijk lijken voor iemand die zich steeds meer met anti-kwantificatiedenken bezighoudt (kortweg: antikwanti). Maar zoals ik elders al betoogde, is voor zinvolle kritiek op het hysterische datageloof een simultane liefde voor het getal misschien wel noodzakelijk. Daar gaan we.

Dit jaar heb ik 47 boeken gelezen, min of meer: zes daarvan las ik voor het grootste gedeelte, waarvan ik er maar twee onbevredigd voor het einde heb weggelegd. (Ik heb wel meer boeken niet uitgelezen, maar die staan  niet op de lijst.)

De helft van de boeken komt uit 2017. Tja, steeds weer heb ik het voornemen om ‘zoals vroeger’ ook weer veel klassiekers te lezen, maar het komt er niet van. Werk, nieuwsgierigheid, en ja, ook de beschikbaarheid ervan als recensent, zorgen ervoor dat ik juist steeds meer actuele en hedendaagse boeken lees. Voor de komende vakantie heb ik wat oudere romans klaargelegd, want het bevalt altijd goed om iets uit een andere tijd te lezen, zelfs als het boek eigenlijk tegenvalt.

Ook een helft: filosofie en essays. En een derde, wat veel is voor mij: Nederlandstalig.

Mijn waardering was genereus dit jaar, wat ik dan maar opvat als teken dat ik ondanks die druk om actueel te lezen goed weet te kiezen. Gemiddeld een 3,77 (uit vijf)! Het hoogste ooit behaald? Zou zomaar kunnen. Nu bedenk ik me wel dat Bookpedia sinds een laatste update ook halve sterren accepteert, dus het kan zijn dat ik daardoor vaker een 3,5 of zelfs 4,5 heb gegeven, waar dat eerder een 3 of 4 was geworden.

Oké, namen en rugnummers.

Omdat ik relatief veel Nederlandse romans las, wil ik allereerst de twee dichterdebuten noemen: Wormen en engelen van Maarten van der Graaff en Het tegenovergestelde van een mens van Lieke Marsman. Beide bijzondere boeken met een geheel eigen thematiek (religie en klimaat) en die bovendien op papier zoeken naar nieuwe vormen. Daar houd ik van. Klont van Maxim Februari is een roman over data en kwantificering die grappig en multi-interpretabel is, ga er maar aan staan. Ook een eigen thematiek en ook een vorm als disruptie, om in de wereld van de internetgoeroes te blijven. Over die vorm denk ik nog steeds na, ooit zal ik er misschien iets over schrijven.

Er waren ook goede Nederlandse essays, zoals van Marja Pruis (Genoeg nu over mij is grappig en ontroerend en vrouwelijk zoals het hoort en misschien wel het beste boek dat ik las dit jaar; in elk geval het boek dat ik het vaakst heb aangeraden) en het debuut van Bier met Boeken-genoot Jan Postma (maar ik vind eigenlijk dat je geen boeken kunt noemen waar je iets mee van doen hebt gehad, ah, kijk, nu heb ik het toch gedaan, Vroege werken dus). (Had ik mijn eigen essayboek al genoemd? Nee, dat kan ook niet, maar zie vooral hier – waar? – hier, maar ook hier!!!)

De grote verrassing was voor mij dit jaar het filosofische essay van Kris Pint, De wilde tuin van de verbeelding, dat helaas te weinig aandacht heeft gekregen (ik schreef erover voor De Groene).

Een andere donderslag bij heldere hemel kreeg ik van Eugene Thackers In the Dust of this Planet – wat een fenomenaal werk! En er zijn nog twee delen (die ik nog moet lezen). Het is van 2011, maar who cares. Het is filosofie die uit de diepste diepten van mystiek, kennisleer, middeleeuwse horror en Kantiaanse kritieken allerlei bizarreriën opdiept – maar pertinente bizarreriën – en die combineert met contemporaine OOO en existentiële klimaatangst, enzovoorts en zo verder, en je verbluft achterlaat.

Heb ik nu echt maar één niet-Nederlands werk genoemd? Zo’n jaar was het blijkbaar. Vooruit, dan gooi ik er nog een tip in voor de koude wintermaanden: Het licht van Torgny Lindgren. Uit 1987. Want zomaar een boek lezen uit een andere tijd en een andere taal, dat MOET.


Geplaatst

in

,

door

Tags: