André Aciman – Harvard Square

harvard-square

André Aciman laat in Harvard Square een heel ander beeld van Harvard University zien dan de glamour en genialiteit van de verfilmde upperclass. Zijn naamloze verteller en alter ego is een straatarme immigrant, die vooral studie-ontwijkend gedrag vertoont – voor  deze promovendus een existentiële staat. Zoals ook Acimans romans Noem me bij jouw naam en Witte nachten zich in de tussentijd afspelen – tijdens een lange zomer en de week tussen kerst en oud en nieuw – zo doolt ook deze man rond in onbestemde tijd, voor een belangrijk examen waarvan zijn toekomst afhangt.

Ook ballingschap is een thema van Aciman, zelf van Egyptische afkomst maar al jaren woonachtig in de VS. Ballingschap betekent ook leven in een tussenstadium, kun je zeggen, gekenmerkt door ontheemding. Altijd onderweg naar een onbekende bestemming, vanuit een plaats waarnaar je niet meer terug kunt keren, leeft de balling in een permanent tussenstation.

Lees verder hieronder of op Athenaeum.nl: Leven in de tussentijd
Meer over André Aciman hier.

In Harvard Square volgen we de ik een paar maanden, van het eind van de zomer van 1977 tot januari van het volgend jaar, wanneer hij zijn tussentijdse examens in de zeventiende-eeuwse literatuur moet doen. Aan Harvard betekent dat dat je zo’n beetje dat je álle boeken uit die eeuw gelezen moet hebben, plus de literatuur erover. Hij hangt wat met een boek op het dakterras, maar kan zich niet zetten tot serieuze studie. Dat komt grotendeels doordat hij zich laat meeslepen in een opmerkelijke vriendschap.

In café Algiers aan Harvard Square ontmoet hij zijn lotgenoot Kalaj – spreek uit ‘kalash’, naar kalasjnikov. Waar de ik-figuur verlegen is, is Kalaj een player met een buitengewoon grote bek. Ze zijn als de dikke en de dunne, de Jood en de Arabier, zonder een biet te geven om politiek. Ze zijn allebei even arm, maar Kalaj is een kok uit Tunesië die zich heeft omgeschoold tot taxichauffeur, terwijl de verteller zijn eerste stappen zet in de Ivy League-wereld en op theekransjes onderonsjes voert met de vrouw van de professor.

 

Hij kon wreed zijn, ik was zelden aardig

Kalaj verslijt de ene vrouw na de andere, met slechts één doel: een verblijfsvergunning veroveren. De hoofdpersoon zou dezelfde energie in zijn examen moeten stoppen – dat is in feite zíjn verblijfsvergunning – maar probeert wanhopig zijn vriend na te doen. Hij schept tegen Kalaj op over zijn verovering door haar niet bij haar naam te noemen:

‘“Ik was eigenlijk van plan om bij la quarante-deux aan te kloppen als ik met mijn werk klaar ben. Zij is mijn reserve,” zei ik in een poging om een sfeer van mannelijke solidariteit op te roepen die hij volgens mij wel kon waarderen.
“Nou, gefeliciteerd, jij bent een reserve en zij is een reserve, je hele leven is één grote reserve. Ik wil niet beweren dat ik meer weet dan jij, maar het enige echte in jouw leven zijn je boeken, en wie weet zijn die wel de geniepigste reserve van allemaal. Ik begrijp het niet, en om heel eerlijk te zijn wil ik dat ook niet. Bonne soirée.”
Rat-tat-tat.’

Onder al die bravoure gaat natuurlijk onzekerheid schuil. De vrienden vinden elkaar in hun ontheemding, het verlangen naar het verleden of naar de toekomst, als het maar elders is. In de tussentijd brengen ze het heden samen door. Zowel met Amerika als met elkaar hebben ze een haat-liefdeverhouding. ‘Hij kon wreed zijn. Ik was zelden aardig,’ stelt de ik.

De twee willen zo graag opgenomen worden in het beloofde land dat ze zich op voorhand indekken tegen teleurstelling door constant Amerika en de Amerikanen af te zeiken, in hun gezamenlijke Franse taal. Alles wat ze doen is een afgeleide. Koffie drinken om niet te hoeven studeren. Wijn drinken om er gratis hapjes bij te krijgen. Seksen om je gelijk te behalen op een wereld die jou eigenlijk niet wil herbergen. Dwepen met Frankrijk om je verlangen naar Amerika te verbergen.

Slechtheid en eenzaamheid

We zitten in de tussentijd, die niet kan voortduren. Het gaat mis als de twee werelden elkaar te dicht naderen. Als iedereen op ziekenbezoek komt bij de verteller – Harvardstudenten en -professoren in dezelfde kamer als Kalaj en de serveerster van café Algiers – realiseert hij zich dat hij moet kiezen.

De aantrekkingskracht van Acimans schrijverschap ligt – naast het beschrijven van die tussentijd en de plaatsloosheid van de balling – in zijn oprechtheid, zeker waar het gaat om slechte eigenschappen. De verteller schaamt zich voor zijn laffe acties, maar probeert ze niet goed te praten of te verbergen. Integendeel, steeds probeert Aciman ze zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven, waar ze vandaan komen, welke emoties en driften eraan ten grondslag liggen. In Noem me bij jouw naam en Witte nachten ging het daarbij om de verschillende gezichten van de (erotische) liefde, van het orgiastische geluk tot de lelijke tronie van verraad. De vriendschappelijke liefde verschilt daar niet erg van.

De conclusie is steeds even eenvoudig maar daarom niet minder confronterend: we staan er uiteindelijk allemaal alleen voor. ‘Ik stond even ver van hem af als van de mensen hier,’ beseft de hoofdpersoon. Hij is alleen op de wereld, in een wereld die bovendien ook niet de zijne is.


Geplaatst

in

door