Arnon Grunberg – De man zonder ziekte

de_man_zonder_ziekte

We hebben geen goden meer om ons ten gronde te richten. Wat dan wel? In de moderne tragedie van De man zonder ziekte, de nieuwe roman van Arnon Grunberg, leiden het irrationele, het ondergrondse, onbewuste en het duistere hoofdpersoon Sam naar de ondergang. Hij kan nog zo rationeel en berekenend denken te werken aan zijn eigen lot, uiteindelijk wacht het lot hem op in het donkere Irakese hol waar hij verhoord wordt, de bunker waar hij als architect aan werkt. Zijn gehandicapte zus kan niet praten (neemt dus niet deel aan die rationele wereld). Zij wil dood. Die heeft het tenminste begrepen.

Hij werpt een blik op zijn zus. Eigenlijk is ze nog geen mens, eerder een constructie die niet ten einde gebouwd is, ze is het vermoeden van een mens, een bouwput, en hij hoopt dat ze nu eindelijk zal worden afgebouwd. … Misschien was dit een transactie: hij zou sterven, zij genezen.

Wat gebeurt er in een tragedie? Je maakt keuzes, bewuste keuzes die een andere uitkomst hebben dan verwacht. Dat doet Sam ook. Misschien is hij niet heel erg overtuigd, maar hij vaart op zijn rationaliteit en neutraliteit. Helaas voor hem, er zijn andere, oncontroleerbare krachten aan het werk. In de goden geloven we niet meer, maar dat betekent niet dat we geen speelbal meer zijn van het lot.

‘De man zonder ziekte’: dat klinkt als een goede start in het leven. Toch lijkt de familie van Sam gedetermineerd, met zijn gehandicapte zus en vroeg gestorven vader. ‘Waar hebben we dit aan verdiend?’ vraagt zijn moeder als haar zoon gemarteld en wel terugkomt van een opdracht in Irak. Sam weet: ik had beter moeten opletten. De man zonder ziekte klinkt bij nader inzien dreigend. Zo’n smetteloos figuur moet een lesje leren. Vrij zijn van ziekte maakt je aantrekkelijk voor het noodlot. 

Onzichtbare krachten trekken je je lot binnen, of ze nu onzichtbaar zijn omdat ze zich letterlijk onder de grond bevinden, of ergens onder de oppervlakte van jezelf. Onder valse voorwendselen wordt Sam naar Irak gelokt, maar dat doet er niet zoveel toe. Het moest hem overkomen, hij moest zijn lesje leren. Al zijn keuzes zijn in feite vooropgezet, er is niets bewusts aan. Hij mag mooie woorden spreken over zijn idealen van architectuur die genereus is, van de gevende architect die met een beetje geluk zoveel geld verdient dat zijn zusje haar behandeling in Amerika kan krijgen. Maar misschien is hij alleen maar architect geworden om deze tragedie te ondergaan. Wat hem overkomt is niet een gevolg van zijn toevallige bestaan als architect, hij is architect geworden zodat dit hem kon overkomen. 

Waarom? Om exemplarisch te zijn (zoals een personage van Grunberg betaamt). En wat voor lesje? Een lesje van het onbewuste, zou ik zeggen. Hij is het slagveld waar een oorlog woedt tussen rationaliteit en irrationaliteit. In het Midden-Oosten gelden rationele beslissingen niet meer en regeert het toeval met een onontkoombaarheid die we niet kunnen vatten. Soms doet Sam het juiste, zoals zich niet verzetten tegen zijn bewakers. Louter toeval. Bewust bedacht, maar toevallig. (Overigens vind ik het haast dapper te noemen hoe Grunberg het Midden-Oosten als locus van het irrationele aanwijst. Zacht gezegd komt de regio er niet goed van af. Het is er vies, onrechtvaardig en pervers; en als er al iets mooi is, is het slechts vernis en krioelen daaronder de kakkerlakken.)  

Als ik nog Literatuurwetenschap studeerde, zou ik zeggen dat de ruimte van het Midden-Oosten het onbewuste is en Zwitserland het bewuste. Of zelfs all the freudian way gaan: het Id en het Superego met Sam daartussenin. Nu ik dit zo opschrijf, komt het me voor dat juist de ontmoeting tussen die twee de interessantste passages van het boek uitmaken. De redding door het Rode Kruis uit de hell-hole van Irak, het moment dat de vertegenwoordiger van de Zwitserse ambassade hem opzoekt in zijn cel in Dubai. Wrange scènes, vooral omdat zo pijnlijk duidelijk wordt dat het westen – het rationele, schone bewuste – absoluut niet kan omgaan met de irrationele, onbewuste smerigheid die óók over de mensen wordt uitgestort.

Mijn eerste reactie op De man zonder ziekte was: wat een kil boek. Dat vind ik nog steeds. Maar misschien is kilheid de enig mogelijke reactie voor Sam, zijn vriendin Nina en alle andere personages. De martelende werkelijkheid van Irak, gespiegeld aan de beangstigende krochten van het onbewuste is zo confronterend, daar kun je alleen maar afstand van proberen nemen. Je gevoelens uitschakelen, doorgaan met je leven, succesvol zijn, geld verdienen – dat is de manier waarop we geacht zijn ons te gedragen. 

Ze schudt haar hoofd. ‘Het is zinloos,’ zegt ze. ‘Iedereen maakt fouten, maar je hebt je lesje geleerd.’ Ze klinkt streng en liefdevol.
Wat zou hij dan precies geleerd moeten hebben? Ze hadden zijn neus gebroken en dat zou een lesje moeten zijn? De martelkamer bleek een sanatorium, hij is er al met al als een beter mens uit gekomen. Is dat wat de mensen willen horen?
Sam neemt een hap van de appeltaart, die goed gelukt is. Bakken kan ze. De smaak van de gekaramelliseerde appels stemt hem mild. Misschien heeft Nina gelijk. Hij zal zijn lot aanvaarden, niet meer proberen het verleden te doorgronden in de ijdele hoop dat het verleden verandert als je het begrijpt.

Maar we kennen ook allemaal de zachte drang waarmee ‘het verschrikkelijke’ aan ons trekt, alsof het ons aangelijnd houdt als een hond. Als we te ver afdwalen haalt het ons met tedere rukjes weer naar zich toe. En maar al te graag geven we daaraan gehoor, gaan we terug de diepte in, zoals Sam terug gaat naar de regio waar hij gemarteld werd.

Hij zou erbij moeten horen maar hij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hij er niet bij hoort, dat hij naast hun vrolijkheid staat zoals zijn zus naast gezonde mensen.

Hoewel het dus ontegenzeggelijk een kil boek is, zonder mededogen en meedogenloos (twee verschillende dingen), lijkt dat me ook juist de sleutel tot het verhaal. Hoe zijn we zo kil geworden? Hoe verhoudt de emotionele kilheid die beschaving heet, zich tot emotionele kilheid die marteling mogelijk maakt? Afstand nemen van het irrationele, het absurde, het perverse betekent niet dat dat ook afstand neemt van jou. Dat is het moderne noodlot, dat je achtervolgt en waaraan niet te ontsnappen valt. Toch nog een lesje geleerd.


Geplaatst

in

door