Bij de naam Charles Dickens denken de meeste mensen waarschijnlijk meteen aan schrijnende verhalen over graatmagere fabrieksarbeiders in het negentiende-eeuwse Engeland. Weeskinderen die honds behandeld worden door gierige bovenmeesters met losse handjes. Of schuldenaars die zich met geen mogelijkheid uit het moeras van armoede weten te trekken. Allemaal terechte associaties. Pas na zijn dood werd bekend dat Dickens zelf die wereld van binnenuit kende.
In 2012 is het tweehonderd jaar geleden dat de Engelse schrijver Charles Dickens werd geboren. Bij Studium Generale houdt professor Jan Lokin vier lezingen over het werk van Dickens en de betekenis daarvan in deze tijd. Hoewel de fabrieksarbeiders, weeskinderen en schuldenaars zoals Dickens ze beschreef niet meer van deze tijd lijken te zijn, zijn de romans waarin ze optreden nog steeds van grote waarde en schoonheid.
In de eerste lezing vertelt Lokin over de jeugd van Dickens, die gekenmerkt werd door financiële problemen in de familie, werk in een schoensmeerfabriek en – inderdaad – een bovenmeester met losse handjes. Maar ook door een fabelachtig geheugen gecombineerd met een enorme honger naar boeken. Bovendien was Dickens een acteertalent. Deze eigenschappen en omstandigheden bij elkaar opgeteld leggen de basis voor zijn schrijverschap.
Uit die toch wel extreme kinderjaren zijn drie gevolgen aan te wijzen die de rest van Dickens’ loopbaan hebben beïnvloed. Ten eerste is er de enorme productie van journalistiek en literair werk. Nooit meer zou Dickens slechte omstandigheden de baas laten worden over zijn leven. Financiële onafhankelijkheid werd voor hem een heilig doel, dat hij wist te realiseren door keihard te werken. Van loopjongen werkte hij zich op tot verslaggever in het parlement; hij reisde voor reportages door het hele land en schreef ondertussen zijn veelgelezen fictieve verhalen die als feuilleton in de krant verschenen.
Ten tweede legde Dickens zich toe op het bestrijden van de misstanden waar hij zelf zo onder gebukt was gegaan, van de gevangenis voor wanbetalers tot de schoensmeerfabriek en de letterlijk harde leerschool. Hij zou erin slagen de wereld met zijn boeken ook een klein beetje beter te maken. Maar hij hield ten slotte ook een jarenlange schaamte over aan de vernederingen die hij in zijn jeugd had meegemaakt. Niemand wist dat hij schreef uit persoonlijke ervaring en niet slechts uit professionele waarneming. Na zijn dood verscheen de eerste biografie gebaseerd op gesprekken met zijn goede vriend John Forster, waarin het zwijgen werd doorbroken. Nu konden de autobiografische elementen van zijn romans pas geduid worden.
Dickens blijkt zo een verbindingspunt te zijn van de grote geschiedenis van de Engelse maatschappij, de verpersoonlijking daarvan in een individueel leven én het begin van belangrijke hervormingen. Verleden, heden en toekomst komen in hem samen. En dan moet het verhaal over zijn schrijversloopbaan nog beginnen.
Kom volgende week luisteren naar deel twee van de serie over Dickens. Kijk hier de lezing over het leven van Dickens terug.