Edith Brugmans (red.) De ziel in de literatuur,

De ziel gevangen
Recensie Edith Brugmans (red.) ’De ziel in de literatuur’, verschenen in Radboud info 80

In de zomer van 2008 organiseerde de Radboudstichting een masterclass met als thema ‘de ziel in de literatuur’. Onder dezelfde titel is een zestiental artikelen samengebracht. In plaats van als afsluiting, mag deze essaybundel liever als startpunt dienen van een zoektocht door romans, gedichten en filosofische werken.

De lezer wordt niet op zijn wenken bediend. In de inleiding stelt Edith Brugmans wel de vraag wat precies aan de orde is als we praten over de ziel in de literatuur, maar een duidelijk antwoord blijft uit. Prompt opent de bundel met censuur bij Plato – de ziel is in elk geval iets kostbaars, dat bescherming nodig heeft. Maar over welke ziel gaat het hier? En welke literatuur? Brugmans laat afbakening voor wat zij is, en terecht. De contouren van ziel en literatuur zullen zich vanzelf aftekenen, geholpen door een open, niet afgebakend vizier. Ook bij de lezer zal het oningevulde begrippenkader werken als vruchtbare grond voor eigen ideeën en interpretaties.

De ziel neemt in de essays uiteenlopende vormen aan. Is de ziel het psychologische zelf? Waar staan de verbeelding en emoties? Heeft de ziel een lichaam? En is zij van mijzelf, of staat ze onlosmakelijk in relatie tot een ander? Veel stukken komen uit bij een christelijke opvatting van de ziel; direct, zoals bij Augustinus die dóór zijn ziel nader tot God komt, dan wel indirect, zoals in Jacques de Visschers interpretatie van Becketts Krapp’s Last Tape als omkering van de christelijke boodschap.

Ook de literatuur krijgt vele gezichten, van Plato tot Reve, van Wittgenstein tot Meister Eckhart. Dat is mooi: de ziel is overal, als de scherven van de hemel, net als de literatuur. Waar die twee elkaar ontmoeten, gebeurt iets bijzonders. Wat dat is, daar is geen eenduidig antwoord op te geven. Maar ‘ontmoeting’ is een woord dat op alle leeservaringen van toepassing lijkt te zijn. Of het nu gaat om een ontmoeting met jezelf, met een ander, of met God. Een ontmoeting is geen eindpunt, maar een begin, een aanleiding tot bezielde overpeinzingen.

Of schokkende ontdekkingen. Bijvoorbeeld bij Dostojevski. Hij toont in De broers Karamazov de lijdende ziel, ‘voorbij goed en kwaad’, en laat de lezer mee lijden, onder opschorting van het morele oordeel. Zo wordt het buitenmenselijke in het menselijke vertaald. Dat kan de goddelijke ziel zijn, maar evengoed de nihilistische koortsdroom van een afvallige. Dostojevski brengt beiden op het toneel.

De ziel laat zich niet beschrijven, alleen evoceren. Zoals René Munnik in zijn stuk over Wittgenstein betoogt, is ze slechts via omtrekkende bewegingen aan te wijzen. Ze moet ‘onthuld’ worden. Zodra je de ziel objectiveert en vastlegt in de grammatica, is ze weer vervlogen. Dat komt ook omdat de ziel altijd op iets anders betrokken is. Ze kan net zo min met zichzelf samenvallen als met de taal. De ziel is interpretatie, heet het ergens, een dialoog, al is het een dialoog met zichzelf.

Langs deze lijnen leidt De ziel in de literatuur naar de modernistische poëtica die vooral door Virginia Woolf tot grote hoogte (of eigenlijk diepte, de peilloze diepte van het innerlijk) is gebracht. De evocatie staat hier voorop – alle zeilen van de taal worden bijgezet om de roman leven in te blazen. Vandaar is het een kleine stap naar het slotdeel, ‘Lofzang van de ziel: hymne’, waarin de auteurs ook hun eigen zinnen inblazen met poëtische bezieling.

Toch eindigt het boek met de voeten stevig in de aarde en de ziel stevig in het lichaam geplant, als een uitnodiging om voor de boekenkast te gaan staan en die grote werken te (her)nemen, of de ziel te zoeken in onbekende romans en gedichten. De ziel mag niet in woorden te vangen zijn – de kaften van het boek houden haar wel binnen handbereik.


Geplaatst

in

door

Tags: