Voor een publiek van eindexamenkandidaten Filosofie, enkele ouders en docenten, hield ik gisteren mijn eerste lezing. De rollen waren omgekeerd en dat beviel prima. Hieronder de tekst die ik daar met misschien iets te veel uitweidingen heb uitgesproken. Je kunt ook de Pecha Kucha-presentatie kijken.
Fenomenologie van de ervaring
aan de hand van Marcel Proust
7 april 2010
Dames en heren, jongens en meisjes, leuk dat jullie hier zijn en bedankt dat ik hier iets mag komen vertellen. Ik zal hopelijk weer een andere kant van de filosofie belichten dan de anderen. Van de filosofie en de literatuur, want ik heb zowel literatuurwetenschap als filosofie gestudeerd en vanavond zal die combinatie ook naar voren komen.
Waar ga ik het over hebben? Ik wil iets zeggen over het belang van ervaringen opdoen, van emoties en het instinct. De filosofische notie die centraal staat is zelfkennis. En wel zelfkennis die gestoeld is op de ervaring, eerder dan op het verstand. Ik ga het hebben over impressies, die emotioneel zijn en je op weg zetten naar zelfkennis voordat het intellect eraan te pas komt. Het gaat ook om het vertrouwen op ervaring, het onderzoeken van die ervaring, die omzetten in kennis en daar dan iets mee doen.
Fenomenologie van de ervaring is mijn titel. Wat is fenomenologie? Kort gezegd gaat het om een filosofische stroming die uitgaat van de ervaring en de waarneming bij het bestuderen van de werkelijkheid. De wereld verschijnt aan ons (in “fenomenen”) en daar moeten we ons op baseren bij het beschrijven van de wereld. Marcel Proust gaat ook uit van de ervaring in zijn werk en beschrijft de ervaring áls ervaring. Dat verklaart de ietwat tautologische titel ‘Fenomenologie van de ervaring’.
Wie was Marcel Proust? Proust leefde van 1871 tot 1922. Hij behoorde tot de rijke, hoge burgerij in Frankrijk, met een beroemde arts als vader. Hij is zelf beroemd geworden door zijn meesterwerk A la recherche du temps perdu, vertaald als Op zoek naar de verloren tijd, een zevendelige roman waar iedereen altijd de grap over maakt dat niemand hem helemaal gelezen heeft (ik wel).
Op zoek naar de verloren tijd is op het eerste gezicht een boek over feestjes, adel, en vooral de liefde, meisjes, vrouwen. Een boek over de fenomenen aan de oppervlakte. Maar daarachter gaat een heel filosofisch bouwwerk schuil. Proust wil door zijn vertelling iets duidelijk maken over de mens en de werkelijkheid. Dat is weer de fenomenologische insteek: je kunt de wereld alleen kennen door je waarneming en ervaring en moet hem ook zodanig beschrijven. Verhalen zijn daar een goed middel voor. Zo kun je de ervaring overbrengen en in het gunstigste geval de lezer de ervaring zelf laten beleven.
De bekendste ervaring, ook wel ‘impressie’, die Proust beschrijft is de scène met de madeleine, die in het eerste deel staat en waaruit eigenlijk het hele boek voortspruit. Dit is een van de bekendste scènes uit de wereldliteratuur, dus die wil ik graag lezen.
‘En even later, terneergeslagen door de sombere dag en het vooruitzicht van de trieste dag van morgen, bracht ik werktuigelijk een lepeltje thee met een brokje madeleine daarin gedrenkt naar mijn mond. Maar op hetzelfde moment dat de met koekkruim vermengde slok mijn gehemelte raakte, schrok ik op, vol aandacht voor iets buitengewoons dat er in mij plaatsvond. Ik werd overvallen, geïsoleerd door een intens gevoel van genot, zonder notie van de oorzaak.’
‘Ik zet het kopje neer en ga bij mijn brein te rade. Dat moet de waarheid vinden. Maar hoe? Groot is de onzekerheid, altijd wanneer het brein voelt dat het zichzelf niet aankan, wanneer het zoeker en tegelijk het duistere gebied waar het moet zoeken is, en niets heeft aan al zijn bagage. Zoeken? Meer dan dat: creëren. Het staat tegenover iets dat nog niet bestaat en dat het alleen zelf tot stand kan brengen, om er dan zijn licht over te laten schijnen.’
Iedereen herkent wel de ervaring dat een nietig iets, een smaak of een geur, je helemaal van je stuk kan brengen en een wereld aan herinneringen oproept. Zoals hier met de madeleine. Maar belangrijk is dat Proust het niet daarbij laat. Hij wil het onderzoeken, erachter komen wat er precies gebeurt. Na de ervaring, die hem van zijn stuk brengt, emotioneel raakt, intens genot geeft en ‘zonder notie’ achterlaat, gaat hij te rade bij zijn brein. Het resultaat? Zeven delen A la recherche du temps perdu.
Wat gebeurt hier precies? Hoe duidt Proust deze op zichzelf nietszeggende ervaring, veroorzaakt door een koekje? Om dat te begrijpen is het nodig iets te vertellen over Prousts opvatting van de werkelijkheid en de relatie daarvan tot de mens en zijn innerlijk. Zoals gezegd kun je die fenomenologisch noemen. De wereld verschijnt aan de mens en kun je op geen andere manier leren kennen dan vanuit de mens. Binnenwereld en buitenwereld zijn van elkaar afhankelijk. Want zonder een innerlijk dat de wereld ziet, blijft die wereld betekenisloos, maar zonder wereld om betekenis aan te geven, is ook het innerlijk doods.
Het innerlijk verleent betekenis aan een op zichzelf betekenisloze buitenwereld. Dat klinkt abstract, laat ik een duidelijk voorbeeld geven uit het boek van Proust. Een voorbeeld dat iedereen herkent, namelijk de liefde – hoewel die bij Proust extreme vormen aanneemt. Proust schrijft veel over de liefde en zijn opeenvolgende geliefdes. Als je verliefd bent, zegt hij, geef je een heel speciale betekenis aan het object van je liefde. De geliefde is een schepping van jezelf. Ze bestaat wel in de buitenwereld, maar is afhankelijk van jouw innerlijk om de betekenis van geliefde te krijgen. Helaas betekent dat ook dat die betekenis kan veranderen. De geliefde van vorig jaar is vervangen door een nieuwe. Dat komt niet omdat zij is veranderd, maar omdat je zelf bent veranderd. Je zegt bij jezelf: ‘Ze was heel lief.’ Maar daarachter schemert: ‘Ik vond het plezierig om haar te kussen.’
Waar het voor Proust om draait is om op deze innerlijke betekenissen vat te krijgen. Zelfkennis opdoen dus. Het verkrijgen van zelfkennis betekent het patroon herkennen in de verschillende betekenissen die je aan de buitenwereld geeft. Als je bijvoorbeeld zoals Proust al je geliefdes steeds de betekenis ‘onbereikbaar’ geeft, moet je dit patroon dat aan de uiterlijke wereld kleeft vertalen in de innerlijke betekenis. Ze zijn niet echt onbereikbaar, het is een eigenschap van jezelf dat je vrouwen zo ziet. Er bestaan in feite twee zelven, het oppervlakkige, veranderlijke zelf van de fenomenen (“Ze was heel lief, maar onbereikbaar.”) en het ware, diepe zelf dat ontdekt en geïnterpreteerd moet worden (“Ik noem haar onbereikbaar omdat ik mij niet wil binden”). Zelfkennis is kennis van het laatste zelf. Ergens in je innerlijk ligt een blauwdruk van daarvan opgeslagen. Patronen aan de oppervlakte kunnen je op het spoor naar de diepte zetten.
Het is natuurlijk moeilijk om te erkennen dat het niet de buitenwereld is die op een bepaalde manier is, maar dat jij zelf die betekenis verleent. Vaak is dat geen leuke kennis over jezelf (ook niet in de liefde). De mens is in niets zo goed als in zelfdeceptie. Zelfdeceptie ziet Proust als grootste ondeugd en het is een morele opgave om zelfdeceptie te ontmaskeren door kritische ondervraging. Dat is paradoxaal: juist het verstand is een valse vriend die je afhoudt van je instinct en zelfdeceptie brengt. Maar om de zelfdeceptie te doorzien door kritische ondervraging moet je het verstand gebruiken. Het verstand schept een ‘vlucht, weg van ons eigen leven dat wij niet de moed hebben te bekijken, die eruditie heet.’ Het is het gezonde verstand dat ons in toom houdt. Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. Het verstand zegt: zij is onbereikbaar, om er makkelijk af te zijn. Het verstand steekt zijn kop in het zand.
Hoe kom je uit deze paradox? Via de impressie, want dat is hoe het ware zelf zich laat kennen. Door uit te gaan van de ervaring, van emotie en instinct leer je het zelf kennen, maar dat moet je vervolgens met de rede doorgronden. Je moet te rade gaan bij het brein. Proust maakt hier een onderscheid tussen verstand en intellect. Met de makkelijke antwoorden van het verstand, die betrekking hebben op de buitenwereld, moet je geen genoegen nemen (“zij is onbereikbaar”). Het intellect daarentegen wijst je naar de zelfkennis, kan verbanden leggen en patronen zien. Enkele fenomenen blijven willekeurig, het gaat om de herhaling. Eén vrouw kan echt onbereikbaar zijn, maar als de onbereikbare vrouw steeds terugkeert is er meer aan de hand. Daarom is het belangrijk veel ervaring op te doen. Hoewel ik niet zou willen aanraden steeds weer te vallen op onbereikbare vrouwen. Het is beter om veel te lezen.
De weg naar zelfkennis begint volgens Proust dus met ervaring. Om de patronen die in jezelf zijn ingesleten te ontdekken, moet je eerst een impressie ondergaan waarin die ervaring tot leven komt en het verstand is uitgeschakeld. Daarna ga je op intellectueel niveau verbanden leggen, bij het brein te rade, even structureel te werk gaand, even kritisch als een wetenschapper die een experiment uitvoert. Je legt verbanden, probeert patronen te ontdekken in je innerlijk en de manier waarop je betekenis geeft aan de wereld. Steeds ervan bewust dat innerlijk en uiterlijk afhankelijk zijn van elkaar. Door betekenis te geven, verander je de buitenwereld, maar het innerlijke is niets waard zonder buitenwereld om betekenis aan te geven. Wil je het helemaal goed doen, dan ga je nog verder, en maak je van de blauwdruk die je hebt gevonden een werk, een kunstwerk. Zoals Proust dat ook heeft gedaan. Zo’n kunstwerk kan weer een impressie, een ervaring voor een ander zijn. Proust, die in zijn werk zoveel spreekt over bepalende ervaringen, die je op het pad naar zelfkennis leiden, heeft precies dat bewerkstelligd bij mij. En nu vertel ik jullie daar weer over.
Proust zag dit kritische zelfonderzoek als een morele opgave, omdat het niet alleen gaat om jezelf (wat al belangrijk en interessant genoeg is), maar om het betekenis geven, een daad waarmee je jezelf en de werkelijkheid als het ware schept, tot leven brengt. Zelfkennis als doel moet wel een ethische stap meebrengen en gericht zijn op zelfverbetering of -verwerkelijking. Want wat heb je eraan dat je weet dat je altijd op onbereikbare vrouwen valt omdat je zelf eigenlijk verlatingsangst hebt, als dat niet tot verandering leidt?
Socrates zei: een leven dat niet verteld is, is een leven dat niet geleefd is. Soms als je een verhaal begint te vertellen, weet je niet waar het eindigt. Het vertellen van het verhaal verandert het verhaal. Dat geldt ook voor het leven. Door het leven te leven verandert het leven. Bedankt voor jullie aandacht.