– Voor het hart is het leven simpel: het slaat zo lang het kan. (Eerste zin van Karl Ove Knausgård, Mijn strijd, Deel 1, Vader)
‘Ik ging zitten, schreef de eerste zin en vervolgens kwam de rest als een stortvloed naar buiten, zes delen, 3500 bladzijden.’ Daaraan ging een lange periode van frustratie en niet-werken vooraf – niet een incubatietijd waarin de zes delen rijpten in het hoofd of in het hart, maar van mislukte projecten en een algehele twijfel aan de literatuur. Knausgård vertelde er vorige maand over bij Borderkitchen in Den Haag. Enkele dagen daarvoor maakte ik mijn videoblog voor VPRO boeken (zie hieronder). Ik moest mijn lofzang beginnen met die openingszin. ‘Voor het hart is het leven simpel: het slaat zo lang het kan.’
Mijn zus gaf me het eerste deel, Vader, als kerstcadeau. Ik was vast van plan om eerst die vijf andere boeken uit te lezen waarin ik bezig was. Maar zoals vroeger als ik naar de bibliotheek was geweest en van elk geleend boek alvast de eerste bladzijde las, opende ik ook Vader, gewoon om hem even aan te breken, alvast van mij te maken. Ik las de eerste zin. Toen de eerste bladzijde. En een week later waren de 445 pagina’s verslonden en stond ik in de boekwinkel met deel twee in mijn handen.
Je moet natuurlijk nooit blind vertrouwen op wat een schrijver zelf zegt over het ontstaan van zijn werk. De vreemde parallellie in wat Knausgård verklaarde over zijn schrijfproces en mijn – particuliere – leesproces doet me toch in hem geloven. In elk geval wil ik het geloven. De eerste zin die een stortvloed teweegbrengt verbindt mij als lezer aan hem als schrijver. Na afloop van het interview liet ik mijn boek signeren en vroeg ik hem of die eerste zin die hij schreef ook daadwerkelijk de eerste zin is zoals die in het boek terecht is gekomen. Dat is immers niet vanzelfsprekend. Hij keek me wat bevreemd aan: ja natuurlijk is dat dezelfde eerste zin. Misschien vroeg hij zich af of ik niet goed had opgelet, hij had toch ook verteld hoe hij niets van wat hij schreef had teruggelezen, laat staan geredigeerd. (Ook op zo’n uitspraak moet je natuurlijk niet blind vertrouwen.)
Goed, die eerste zin was terecht de opening van mijn videoblog. Dertien woorden leiden tot een bladzijde, tot niet meer kunnen stoppen, tot zes delen. Drie daarvan zijn inmiddels verschenen, de overige worden de komende twee jaar gepubliceerd. Het is een beetje zoals één aflevering kijken van een serie en dan maandenlang onrustig heen en weer draaien, wachtend op de volgende seizoenen.
Waarom kun je niet stoppen? Twee dingen. Of eigenlijk drie.
Knausgård schrijft psychologische thrillers, maar dan in de ware zin van het woord. Beangstigend, spannend, het draait om lijfsbehoud. Maar dan werkelijk psychologisch. Er is geen plot dat draait om lijken en bloed (hoewel er ook lijken en bloed in voorkomen, die niet minder dan huiveringwekkend zijn), de lijken en het bloed zijn verinnerlijkt. De angst is alom aanwezig, maar niet als een moordenaar die achter een prachtige dame aan zit, maar in het leven, in jezelf. Knausgård beschrijft hoe hij opgroeit onder de constante dreiging van zijn onberekenbare vader en later leeft met zijn onberekenbare zelf. Maar de vinger krijg je er steeds niet helemaal achter. Dat komt omdat die schaduw tegelijk in hemzelf zit en erbuiten, steeds is ie er als een spiegelbeeld dat je ontglipt.
– Mijn eigen spiegelbeeld in het raam bracht ik ook in verband met de deze wezen uit de dood, misschien wel omdat het alleen verscheen als het buiten donker was, maar dat was een afschuwelijke gedachte, mijn eigen spiegelbeeld in de zwarte ruit te zien en te denken dat dat beeld niet ik was, maar een dode die bij mij naar binnen loerde. (Deel 3, Zoon)
Knausgård kreeg bij Borderkitchen ruim de tijd om voor te lezen uit het onlangs vertaalde deel drie, Zoon. In het Noors, met de Nederlandse tekst achter hem geprojecteerd. Een meeslepende voorlezer, dat moet gezegd. Knausgård ziet er uit als een rockster, zoals steeds maar wordt herhaald. Zittend in de stoel kwam hij wat verlegen over, maar staande op het podium – niet achter een katheder maar gewoon, los in de ruimte, een slecht werkende microfoon in de hand – las hij en las hij, wiegend op de cadans van het Noors, het publiek voorovergebogen in de stoelen, met grote, gehypnotiseerde ogen.
Een lange passage over zijn jeugd, als het ware gecomprimeerd in één dag, één dorp, één landschap. Het doelloze fietsen, de verwondering over bouwvakkers met een privéleven en over rioolputten waar soms mannen in verdwijnen, auto’s, vriendjes, je broer. De angsten, voor de vos, voor het zeemonster, voor een man zonder hoofd op tv. Voor je eigen spiegelbeeld, dat als een dode bij je naar binnen loert. Ik hoorde Knausgård lezen en lezen en toen hij afsloot met die passage die ik daags daarvoor zélf voor een onzichtbaar publiek had voorgelezen, was het bijna alsof ik bij hem naar binnen loerde.
– Ik stond alleen in de kamer in het halfdonker voor de boekenkast terwijl zij binnenkwam om iets te halen. Ze wist niet dat ik daar stond. Met de stemmen en het geruis van de ventilator in de keuken op de achtergrond glimlachte ze bij zichzelf. Haar ogen schitterden. O, ik was zo blij toen ik dat zag, maar ook verdrietig, want het was niet de bedoeling dat iemand zou zien hoeveel het voor haar betekende dat we er waren. (Deel 2, Liefde)
Het is heus niet alleen dood en doemdenkerij. Wie beschrijft zo mooi de zomer, de natuur, jonge meisjes en ook reuzenstijves. (Ja, reuzenstijves.) Wat ontroert is Knausgårds inzicht in andere mensen. Hij weet in één alinea op een totaal idiosyncratische manier de mensen om hem heen neer te zetten (zoals Dostojevski dat ook kan, door bijvoorbeeld te laten zien hoe een handgebaar dat iemand te pas en te onpas gebruikt alles blootlegt over zijn karakter. En dat dan meteen ontkrachten door de handeling die erop volgt).
Zijn vader is een klootzak, hoewel dat te makkelijk klinkt, als was hij een vervelende buurman. Hij is ook een schaduw die overal opduikt en alles weet, maar als je hem wilt vastpakken, grijpen je vingers in de lege lucht. De anderen – geliefden, vrienden, kinderen – zijn stuk voor stuk individuen die de volle aandacht waard zijn en ook krijgen. Elk mens lijkt voor Knausgård een uniek specimen te zijn dat hij door observatie wil doorgronden. Niet om die mens in te delen bij een type of om hem te ontmaskeren, maar om vanuit een neutraal oogpunt te begrijpen wat haar beweegt of wat in haar jou doet bewegen. Al is het je eigen kind. Mijn strijd is daardoor niet alleen een psychologische thriller, maar ook haast een literatuur der psychologieën: ‘Haar ogen schitterden. O, ik was zo blij toen ik dat zag, maar ook verdrietig, want het was niet de bedoeling dat iemand zou zien hoeveel het voor haar betekende dat we er waren.’
Het is verslavend, ik zei het al, zoals die dvd-serie. De belangrijkste pool in het werk is wel de afwisseling tussen alles opschrijven, detail na detail (gelukkig niet alleen van de natuur of het uiterlijk van mensen) en tegelijk het belangrijkste slechts impliceren. Dit schrijft Knausgård over een bezoek aan het theater, dat doorslaggevend is voor het opnieuw uitvinden van zijn schrijven – een vrij accurate beschrijving van wat hij zal aanvangen met Mijn strijd:
– er was sprake van een zekere verwachting, alsof er iets op de loer lag. … Ik ben er niet langer zeker van wat ik heb gezien, alle details verdwenen in een toestand die ze opwekten, die van absolute intimiteit, op een en hetzelfde moment gloeiend heet en ijskoud. (Deel 2, Liefde)
Die toestand, die moet je willen ondergaan. Eén zin brengt je duizenden bladzijden verder. Deel vier – Nacht – verschijnt in het najaar van 2013, en zo’n onderbreking van je verslaving is irritant maar ik denk ook wel gezond. Lezen passé? Onze tijd vraagt om dikke boeken, waar we seizoen na seizoen mee voort kunnen. Mensen om van te houden en te verafschuwen, een spiegelbeeld waarin we onszelf herkennen, al is het in de schaduw achter een donker raam.
We hebben drie delen.
We krijgen nog drie delen.
U bent gewaarschuwd.
[Dit is de tekst van mijn videoblog, uitgebreid en aangevuld met indrukken van de Borderkitchen-avond op 19 maart 2013 in Den Haag.]