Wat is dat toch met vrouwen die zo nodig de man willen redden? Je kent het wel: ze worden verliefd op mannen die niet zozeer een probleem hebben, maar die problematisch zijn, en menen vervolgens dat zij dat problematische zullen gladstrijken door hun liefde. Zij zullen de veilige thuishaven zijn. Het problematische is aantrekkelijk vanwege het raadselachtige. Dat hoort er ook bij: dat zij het raadsel van deze ene man zullen oplossen, als eerste en als enige. Om ten slotte in een gedeeld geheim gelukkig verder te leven en samen te zijn. Niet alle vrouwen bezitten die aandrang om iemands reddende engel te zijn en voor velen is een vrouw met zo’n onzinnig verlangen zelf een raadsel. Madeleine, de hoofdpersoon van Jeffrey Eugenides’ The Marriage Plot, mag gelden als een archetype.
Natuurlijk wil zij ook zichzelf redden door de man van haar dromen, de niet bijster knappe maar wel geniale Leonard, te redden. Hij is stug en extravert tegelijk, briljant, geleerd en grappig, maar ook ongenaakbaar en ontoegankelijk. Hij is, kortom, een woest aantrekkelijk raadsel. Een beetje zoals de perfecte huwelijkskandidaten uit de Victoriaanse romans die Madeleine zo graag bestudeert? Misschien, maar het raadsel wordt al snel opgelost en ontdaan van negentiende-eeuwse romantiek. Het is ‘gewoon’ manische depressiviteit, te herleiden tot genetische en opvoedkundige oorzaken. Het raadsel Leonard is gemedicaliseerd en tot op zekere hoogte behandelbaar. The Marriage Plot speelt niet voor niets in de jaren tachtig van de twintigste eeuw.
Het ‘huwelijksplot’ is de plot van die negentiende-eeuwse romans waarin alles leidt in de richting van het huwelijk. Toen moest de vrouw gered worden van haar eigen irrationaliteit, door een verbintenis aan te gaan met een man. In de jaren tachtig is het omgedraaid. Vrouw redt man. En het lukt. Voor even.
Madeleine studeert letteren en in de jaren tachtig betekende dat meegaan in de hype van het poststructuralisme, waarin alles in het teken staat van deconstructie. Alles is tekst en alles verwijst naar iets anders. Deconstructie is in feite de destructie van betekenis. Ook de liefde werd gedeconstrueerd; Madeleine raakt verslingerd aan het boek van Barthes over liefde, waarin hij de woorden ‘Ik hou van je’ ontdoet van alle vaststaande betekenis. Vooruit. Maar hoe deconstrueer je manisch-depressiviteit? Niet. De ziekte van Leonard is niet te deconstrueren, niet te ironiseren, niet te relativeren door het af te doen als ’text’.
Redding is evenmin te deconstrueren. Redding, ‘salvation’, is misschien wat de andere liefdespool van Madeleine, haar vriend Mitchell, ook zoekt. Als hij Madeleine verliest aan Leonard zoekt hij zijn redding in de religieuze traditie, hij gaat zelfs in het Indiase hospitaal van moeder Teresa werken. Opnieuw een poging om zichzelf te redden via de ander. Maar hij trekt het niet, de viezigheid en treurnis die met ziekte en dood gepaard gaan. Hij is te zinnelijk, zowel om onbewogen smerig lichaamsvocht uit groezelige lakens te wassen, als om zich te laten wijden tot priester – wat voor priester dan ook. Nooit meer seks? No way.
Seks is sowieso erg belangrijk in de onderlinge relaties. Meer nog: via hun seksleven is niet alleen de stand van Madeleine en Leonards liefde af te meten, maar ook van zijn psychische gesteldheid. Daarmee is meteen de ontzettend lichamelijke kant van zijn ziekte gethematiseerd, waar seks maar één bestanddeel van vormt. Talloos zijn de verwijzingen naar wat de depressie, en vooral ook de medicijnen ertegen, bij Leonard fysiek gezien aanrichten: droge mond, zweten, algehele uitputting.
De twee – lichaam en geest – zijn niet te scheiden, zoveel wordt snel duidelijk, op alle niveaus. Mitchell scheert zijn hoofd kaal om zijn innerlijke, religieuze gesteldheid uit te drukken. Leonard wordt een onaantrekkelijk wrak, ontdaan van al zijn raadselachtigheid. Alleen Madeleine blijft het hele boek door zichzelf, zou je kunnen zeggen. De enorme kater die ze in de eerste scène van de roman heeft is exemplarisch: die is en blijft onzichtbaar in de frisse schoonheid van haar uiterlijk. Haar ongeluk zit binnenin en toont zich niet aan de buitenkant. Haar ongeluk is dan ook geen existentieel ongeluk, maar eerder pech. De pech om op de verkeerde man te vallen en niet aangenomen te worden op de prestigieuze vervolgopleiding waar ze zich voor inschrijft. De worstelingen van het soort dat Leonard en Mitchell kennen, lijken aan haar voorbij te gaan. Uiteindelijk hoeft zij niet gered te worden. Behalve misschien van haar romantische verlangen om anderen te redden.
Met Madeleine komt het wel goed, denk je op het eind. Maar die mannen? Die kunnen nog wel een paar reddende engelen gebruiken.