Remco Campert – Het leven is vurrukkulluk

campert

Op 8WEEKLY: Hardop lachen en een zucht van weemoed

‘Iedereen die in geluk gelooft, is ongelukkig.’ Iedereen die Het leven is vurrukkulluk van Remco Campert leest, is in elk geval voor een paar uur gelukkig. En moet wel gaan geloven in literatuur.

Het leven is vurrukkulluk is de keuze van Nederland leest. Bij de bibliotheek kan ieder lid een gratis exemplaar ophalen, anderen kopen gewoon de fraai vormgegeven hardcover-editie in de boekwinkel.Remco Campert schreef het boek een halve eeuw geleden, het verscheen in 1961. Maar dat lees je er niet van af. Het had ook vandaag, nee morgen geschreven kunnen zijn. Inderdaad, het perfecte boek voor de leeslijst, maar ook een boek dat uit zijn voegen barst van schoonheid, humor, wijsheid, feest en zomer. En literatuur.

Zweterige en hitsige landerigheid
Mees, Boeli en Panda: ze behoren tot de ‘it-crowd’ waar iedereen wel bij zou willen horen. Ze zijn dichter, jazzmuzikant, fotograaf of gewoon jong en begeerlijk (in het geval van de meisjes). Campert volgt ze een bloedhete zondag in en om het Vondelpark in Amsterdam, waar de jongens rondslenteren tot ze een veel te jong maar daardoor des te spannender meisje weten op te pikken. Na urenlange zweterige en hitsige landerigheid eindigt het boek met een explosief drankfestijn en wonderschone verstilling: ‘Een gevoel van geluk, zo hevig als hij het nog nooit had gekend, stroomde door hem heen en verzoende hem met bijna alles.’

Bijna alles. Die hippe jongens en meisjes lijken alles te hebben, maar wat Campert op meesterlijke wijze laat zien is dat ze een façade opbouwen, om een haast wanhopige leegte heen. Een leegte die vooral bestaat uit de vaste overtuiging heel veel dingen niet te willen: niet zo worden als je ouders, niet verstarren, je niet vastleggen. Maar waarmee kun je die leegte vullen? Met pianospel, met meisjes en met drank. Dat is geen vulling, dat is een façade.

Nooit genoeg
Campert was begin dertig toen Het leven is vurrukkulluk verscheen, de jonge mensen over wie hij schrijft zijn een stuk jonger (hoewel er ook een memorabele rol is weggelegd voor ‘de grijsaard’ die door hen beroofd wordt). Het is verleidelijk te denken dat hij zelf al enige afstand tot die haast hysterisch beleefde jeugd had genomen, waarin het nooit genoeg is, nooit genoeg muziek, drank en vrouwen. Hij haalt de decorstukken neer en toont ons wat erachter zit. Niet alleen bij Boelie en Mees, maar ook bij degenen tegen wie zij zich afzetten. Het teleurstellende huwelijk van de ouders, ingericht met heel andere decorstukken, verschilt in wezen niet van de teleurstellende kater van de kinderen. Alles verandert en alles blijft hetzelfde. Maar dan fantastisch opgeschreven:

Er waren zoveel feesten, dacht Boelie; hoe moest hij ze allemaal uit elkaar houden. Altijd dezelfde mensen, dezelfde plannen, dezelfde reacties, dezelfde kater. Maar dat hij haar gekust had, was nieuws voor hem. Hij was zichzelf voor geweest, zou je kunnen zeggen. Het compliceerde de zaak wel, want het is erg moeilijk, zo niet onmogelijk, om jezelf in te halen. De kus in de keuken was niet meer ongedaan te maken. Daar ging de schone lei.

Viesziek plezier
Die losheid van stijl, die grappig is en tegelijk wijs, is niet fantastisch maar natuurlijk vurrukkulluk. Vaak heb ik hardop gelachen, om dan te eindigen met een zucht die het midden houdt tussen weemoed en bewondering. Als scholier herinner je je die raar gespelde woorden vooral als grapjes: ‘het seksjuwele verkeer’ en Panda die ‘nijslollie’ wil (en krijgt, in verschillende vormen). Nu begrijp ik dat die woorden deel zijn van het bouwwerk van zien en gezien worden, waarvoor de jazzpianist zelfs sláápt met zijn zonnebril op. ‘Het leven is vurrukkulluk’ betekent dat het dus niet ‘verrukkelijk’ is. Het is een geaffecteerde manier van praten die een ironische afstand schept tot het leven. Ironisch en ook echt grappig. Dat juist de loser Tjeerd Overbeek er wat van kan, in zijn afkeer van het begeerlijke leven waar hij geen deel van uitmaakt, zegt misschien genoeg:

‘(…) Ze stellen slechts belang in viesziek plezier, auto’s en ziekelijke kunstuitingen, zoals jazzmuziek en cojbojfilms. Uiteindelijk zijn ze ergens in wezen de slappe kleinkinderen van het anarchisme. Ze vormen een bedreiging voor iedere zichzelf respecterende mij.’
‘Mij?’ vroeg de grijsaard.
‘Maatschappij,’ verduidelijkte Tjeerd.

Burgertruttenopmerking
Als het erop aankomt, zijn de hipsters helemaal niet zo goed met woorden. Wat moet je in godsnaam tegen een meisje zeggen? Je gevoelens uitdrukken (wat al een enorme burgertruttenopmerking is natuurlijk)? De gesjeesde jongens hebben geen idee. ‘Je hebt mooie borsten’ of in uiterste noodzaak dan maar ‘ik hou van je’. Boelie, die dichter is, wordt geïnterviewd. Hoe wil je het hebben, vraagt hij, schuchter of brutaal? De waarheid is dat hij zelf niets te vertellen heeft als hij niet een rol kan spelen.

Maar dan lees je opeens hoe eenvoudig de woorden soms op hun plaats vallen. Een gesprek tussen Boelie en het meisje dat hij wil veroveren, en dat toevallig getrouwd is met een van zijn vrienden (een verovering die voortkomt uit niets meer dan verveling, mag je wel opmerken):

‘Ik weet het wel. Zal ik je zeggen wat er met je is? Je bent niet zo erg gelukkig getrouwd en je verveelt je. Je voelt je beetgenomen en je verveelt je.’
‘Ik verveel me niet. Ik ben ongelukkig.’
‘Omdat je in geluk gelooft. Iedereen die in geluk gelooft, is ongelukkig.’

Amen.

Andere tijden
Bij de boekhandelseditie zit een dvd gevoegd van een aflevering van het VPRO-programmaAndere tijden. Een aflevering die merkwaardig kort lijkt (hij duurt een half uurtje); waarschijnlijk omdat het boek zo vol is en je zo vervult dat die paar minuten beeldmateriaal en kleine anekdotes daar hoe dan ook bleekjes tegen afsteken. Niettemin is het een aardig extraatje dat het plezier dat Remco Campert je heeft gegeven, nog net even verlengt.

 


Geplaatst

in

door