’In de late ochtend, als hij wakker werd, liet Esti graag de telefoon naar zijn bed brengen. Hij liet het apparaat naast zijn kussen zetten, onder het warme dekbed, als een kat. Hij hield van dit elektrische dier.
Met het prettige gevoel van uitgerust zijn strekte hij zich uit in het brede bed en genoot van de rust. Hij nam de hoorn van de haak en zei een nummer. De stad kwam in zijn bed. Nog slaperig hoorde hij de wakkere stemmen van bedienden aan de andere kant van de lijn, het ochtendrumoer van een verre longkliniek.’
Dezso Kosztolanyi, De bekentenissen van Kornél Esti (1933).
Hier is de telefoon niet een substituut voor een geliefde, maar zelf geliefde geworden. Geliefd als een huisdier. Wat een verstrengeling van dieren en mensen, techniek en verliefdheid openbaart zich langzamerhand!