(Twee persoonlijkheden bezitten is de definitie van een jammerlijk lot.)
De essays van Susan Sontag stonden al een tijdje op mijn leeslijstje. Ook al staat er al jaren een bundeling van in mijn kast – Waar de nadruk ligt – ik kwam er niet toe ze er ook uit te pakken.
Hoe stom dat was, ontdekte ik toen ik dan eindelijk het boek opensloeg en gewoon in het eerste essay begon te lezen. Al meteen stuitte ik op bovenstaand citaat, dat me het vermogen verder te lezen voor een kwartier ontnam.
Waarom? Ten eerste houd ik er heel erg van als mensen van die boude uitspraken durven doen. Hallo, het is nogal wat, even een definitie van wat een jammerlijk lot wel niet is, en dan zonder uitleg, alsof het de normaalste zaak van de wereld is om te spreken over twee persoonlijkheden, lot en tragiek.
Vooral die luchtigheid, die Sontag hier benadrukt door het zinnetje tussen haakjes te zetten, vind ik geniaal. Voor Sontag is het blijkbaar absoluut de normaalste zaak van de wereld om hier iets over te zeggen – sterker nog, het is zo algemeen en bijna niet ter zake doend, dat je het maar tussen neus en lippen door, tussen haakjes vermeldt. (Haakjes zijn de neus en lippen waartussen je tekst kunt zetten.)
Maar waarom het ten slotte vooral mijn vermogen tot lezen stillegde, was omdat ik de avond tevoren een vurig gesprek had over het bezit van twee persoonlijkheden, míjn bezit van twee persoonlijkheden. Ik weet zeker dat wanneer ik het essay van Sontag eerder had gelezen, ik nooit van mezelf zou beweren dat ik twee persoonlijkheden heb. Daarmee was nu opeens mijn lot bezegeld, als jammerlijk. Een gerede straf voor het op de plank laten vergelen van een goed boek.