Voor De lage landen schreef ik over Het internet is stuk, maar we kunnen het repareren van Marleen Stikker.
Marleen Stikkers alternatieve geschiedenis van het internet biedt inspiratie voor een digitale toekomst die wel rekening houdt met sociale en publieke waarden.
Het internet is inmiddels zo oud dat het jubilea viert. In 2019 was het vijftig jaar geleden dat ARPANET het licht zag, het eerste netwerk dat computers over een afstand met elkaar verbond. Het wereldwijde web, dat het internet toegankelijk maakte voor het brede publiek, is inmiddels zo’n 25 jaar oud. Het lijkt zowel kort als heel erg lang. Kort, omdat het ongelooflijk is hoe een technologie in de loop van een halve eeuw de hele wereld heeft getransformeerd. Lang, omdat de tijd van voor het internet daarmee tot de “midtwintigste eeuw” behoort, een tijd die het merendeel van de internetgebruikers niet bewust heeft meegemaakt.
Lees verder hieronder of bij De lage landen: Het is tijd om onze digitale soevereiniteit op te eisen
In het collectieve geheugen volgt de geschiedenis van het internet welbepaalde lijnen. Ze begint bij die eerste netwerken tussen computers gehuisd in universiteiten aan de westkust van de Verenigde Staten en bij het Amerikaanse leger, snelt vooruit naar de uitvinding van het www en de webbrowser door (de Brit) Tim Berners-Lee bij het CERN, tot het barsten van de dotcombubbel in 2000. Daarna gaat de volgende fase in, die bekend is komen te staan onder de noemer web 2.0, het zogenaamd sociale web, waarin gebruikers de hoofdrol spelen. En waarvoor een verdienmodel ontstaat, gebaseerd op de handel in advertenties en data. Het leidt tot grotere monopolies dan ooit – Google, Facebook, Amazon, Apple, allemaal Amerikaanse bedrijven die op ongekende wijze geld accumuleren en de informatie- en communicatiemarkt beheersen. Inmiddels is er een nieuwe bubbel ontstaan van start-ups die stuk voor stuk sectoren “disrupten”, zoals Airbnb, Uber en WeWork. Waar dat op zal uitlopen weet niemand, maar erg gunstig ziet het er niet uit.
In Het internet is stuk. Maar we kunnen het repareren laat Marleen Stikker zien dat dit een al te rechtlijnige voorstelling van zaken is. Zij zoomt in op een ander deel van de geschiedenis. In het eerste deel van het boek, getiteld ‘Een alternatieve geschiedenis van het internet’, vertelt ze hoe zij deel uitmaakte van een groep Amsterdammers die in de vroege jaren 1990 de nieuwe technologie begint in te zetten om mensen samen te brengen, informatie te delen en ook gewoonweg om het plezier van experimenteren. De Digitale Stad, zoals het project heette waarmee de groep een virtueel equivalent van Amsterdam bouwde, werd een voorloper op het internet. De betrokkenen baseerden zich daarbij op andere inspiratiebronnen dan die van de Amerikaanse westkust. Bijvoorbeeld de bulletin board systems die al in de jaren 1980 in alle uithoeken van de aarde gebruikt worden: “De initiatieven hebben namen als PeaceNet, EcoNet en GreenNet. Dit zijn volwaardig functionerende netwerken die tot diep in Afrika en Zuid-Amerika reiken. Hun gebruik van computernetwerken is in die tijd niet triviaal of consumptief en er is geen sprake van geldgewin. Het is een medium waarmee nieuwe vormen van communicatie en kennisdeling worden gedemocratiseerd. Met als doel om, hoe kan het ook anders met die mooie benamingen, een rechtvaardige wereld te scheppen.”
Het zijn nobele doelen waar niemand tegen kan zijn, zou je denken. Maar waarom gaat het dan toch mis? Waarom verandert de toekomst, die er begin jaren 1990 nog bij leek te liggen als een greenfield, zoals Stikker het noemt, algauw in “de smeulende puinhopen van een brownfield”?
Misschien waren de hackers, kunstenaars en activisten een beetje naïef, zoals wel meer wereldverbeteraars. Maar de belangrijkste reden dat het internet uitpakte als surveillance-instrument, als aanjager van polarisatie en nieuwe vormen van propaganda, als motor van ongelijkheid waarbij een dozijn mensen miljarden verdienen door data van de rest te verhandelen, is volgens Stikker toch hoofdzakelijk het neoliberale marktdenken. En of het nu toeval is of niet, dit marktdenken begon overal door te dringen op hetzelfde moment waarop het internet en het web groot werden. Terwijl de idealistische netwerkbouwers bezig waren met De Digitale Stad, doorliep de politiek een tegengestelde ontwikkeling. Niet het sociale domein moest voorop staan, maar de markt. Privatisering was het toverwoord, publieke waarden hadden afgedaan. En al liep de combinatie van aandeelhouderskapitalisme en internet al snel uit op het barsten van de al genoemde dotcombubbel, de heruitvinding in de vorm van het “sociale web” was eerder een schijnmanoeuvre dan dat er echt iets zou veranderen.
Het marktdenken bleef het web in zijn greep houden, en doet dat nu nog steeds. Stikker geeft onder de noemer ‘Het internet nu’ een deprimerend overzicht van alles wat er mis is of ronduit gevaarlijk. Surveillance-zonder-onderscheids-des-persoons en de bijbehorende privacyschendingen, de geslotenheid van de systemen oftewel black boxes, overheden die burgers daar niet tegen in bescherming nemen maar zelf nog meer exploiteren, de onmogelijkheid om je nog aan profilering, digitale identiteiten of tracking te onttrekken, de misleidende verhalen over wat artificiële intelligentie (AI) eigenlijk kan.
Het betekent dat échte verandering een algehele omwenteling vraagt, eigenlijk niets minder dan de ontmanteling van het huidige systeem. Nu is dat om meer redenen, zoals klimaatverandering, een goed idee maar het maakt het ook ingewikkeld. Waar begin je in vredesnaam? Daar weten ze wel raad mee bij Waag, de stichting die Marleen Stikker mede oprichtte in 1994 en waar zij nog altijd directeur is. Veel voorbeelden van het “repareren van het internet” zijn bij Waag ontstaan. Het laatste deel van het boek bestaat uit strategieën en tactieken om daadwerkelijk een ander internet te realiseren. Van het allerhoogste EU-niveau via de donuteconomie (die rekening houdt met de draagkracht van de aarde) tot plekken in de buurt waar kinderen bij elkaar komen om met techniek te “tinkeren” (al doende ontdekken): aan ideeën, initiatieven en voorstellen voor ‘De komende 25 jaar’ geen gebrek. Het is een oproep om de toekomst samen vorm te geven. Een toekomst die bij uitstek Europees zou kunnen zijn, iets waar met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en een onderzoeksprogramma als Next Generation Internet vanuit de EU ruimte voor lijkt te zijn.
Alleen maar knutselen in een maaklab is namelijk niet genoeg; zelfs een massale overstap van Whatsapp naar Signal, van Google naar DuckDuckGo en van Facebook of Twitter naar Mastodon zal niet zomaar leiden tot een internet dat wel sociale en publieke waarden dient. De grootste uitdaging van allemaal is hoe we de grote meerderheid zover krijgen om hiervoor te strijden of te stemmen. Hoe verander je gedrag dat in de loop van decennia is afgestemd op gemak, overvloed en gladde esthetiek? Ik vrees dat bij de meeste mensen de vermoeidheid al toeslaat bij het lezen van al die dingen die we moeten doen, wil er iets veranderen in de wereld van het internet – en dat is dus de hele wereld.
Uiteindelijk, zegt Stikker, gaat het om het terugwinnen van soevereiniteit. Dat is precies wat het zo hondsmoeilijk maakt, want vechten voor soevereiniteit vraagt al om het bezit van soevereiniteit. Hoe laat je internetgebruikers er weer in geloven dat ze zoiets in huis hebben? Het alternatieve verhaal dat Stikker hier vertelt, maakt in elk geval duidelijk dat er geen enkele reden is om zomaar te geloven in de vaststaande toekomstvisioenen die de techmiljardairs ons voorspiegelen. Een andere toekomst begint bij een andere geschiedenis.