Elf draden in het labyrint van de digitale netwerkcultuur

inc

Bijna twee maanden werk ik inmiddels alweer bij het Instituut voor Netwerkcultuur. Twee maanden aan nieuwe informatie, vragen, teksten, mensen; soms duizelingwekkend maar altijd boeiend en nieuwsgierig makend. Het onderzoeksveld van digitale netwerkcultuur, artistieke en politieke ontwikkelingen daarin, de filosofie erachter, reflectie op sociale media, van privacy tot identiteitsvorming: het is een veld in beweging, dat zich nog vormt terwijl je er wat over probeert te zeggen en dat zo snel doet dat het tegelijk al vraagt om moderne geschiedschrijving. Het onderzoek vraagt de inzet van allerlei disciplines, van softwareontwikkeling tot antropologie, filosofie, pedagogiek, ga zo maar door. Ik heb geprobeerd in die dynamiek wat lijnen te ontwarren van vragen die vooralsnog steeds terug lijken te keren – en die mij opvallen omdat ze me boeien. Voor degenen die diep in deze materie zitten misschien voor de hand liggend, maar voor relatieve beginners zoals ik draden die je een weg helpen door het labyrint van internetonderzoek.

Elf draden in het labyrint van de digitale netwerkcultuur

1. Om te beginnen is er de vormende rol van software en technologie. Als echte alfa ben ik me nooit zo bewust van de technologische keuzes die programmeurs hebben gemaakt bij bijvoorbeeld het in elkaar knutselen van een website of de schermindeling van mijn iPhone. Terwijl die keuzes direct je gebruik sturen. Neem het maken van een profiel in Facebook: de mogelijkheden zijn beperkt door de software, templates, interface. The medium is the message natuurlijk, maar daaronder vallen ook algoritmes en programmeertalen, tot aan de hardware die je de hele dag in je tasje bij je draagt. Niet alleen de computer is geprogrammeerd – via de computer worden gedrag en identiteit geprogrammeerd, zo je pessimistisch kunnen beweren. Dat betekent dat je persoonlijke autonomie deels afhangt van je begrip van de technologie – sorry alfa’s! (Zie ook het vijf minuten-praatje van Douglas Rushkoff, Program or be Programmed: Ten Commands for a Digital Age)

2. Aan de andere kant: alle technologie is gemaakt door mensen, en er bestaat nog niet zoiets als echte artificial intelligence. Dat betekent dat je altijd rekening moet houden met de ‘subjectiviteit’ van zoekmachines, tags, programma’s. Inmiddels weten we wel dat Google niet objectief is, maar dat is niet alleen omdat Google geld wil verdienen, maar ook omdat het nog altijd mensen zijn die Google maken. Dat maakt het soms moeilijker, maar ook mooier: kleine smetjes maken dat grote boze monster letterlijk menselijk. Daarbij komt: het onderscheid tussen mens en technologie is niet strak, net als de grens tussen online en offline – ‘in real life’. Sterker nog, die grens is betekenisloos. Online is het echte leven.

3. Big data is everywhere. Data is hét wachtwoord van deze tijd en big data de toverspreuk: economisch (er wordt big money verdiend met big data), sociologisch (er wordt big research verricht met big data), medisch, persoonlijk, politiek en ga maar door. Binnenkort een aparte blogpost over dit big subject.

4. De begintijd van internet kenmerkte zich door decentralisatie en vervlakking van hiërarchie. Haast utopisch leek de virtuele wereld een zee van vrijheid, die iedereen kon helpen inrichten. Die tijden zijn voorbij. Zowel overheden als het bedrijfsleven proberen de controle steeds meer in handen te houden door centralisatie en (economische) hiërarchie. Sommige sites kun je in sommige landen niet bezoeken (nee, dat gaat niet alleen over China, denk ook maar aan filmpjes die buiten de VS niet te bekijken zijn), en bovenal, zoals altijd: geld is leidend en hiërarchie ontstaat zelfs in een gemeenschap als die van Wikipedia. Toch staat decentralisatie weer op de agenda. Bijvoorbeeld bij mensen die alternatieven onderzoeken voor Facebook, waarbij juist belangrijk is dat de macht, maar ook de opslag van data, niet centraal georganiseerd is. Zou het een dialectische beweging, zoals ook wel in de politiek te zien is?

5. Hierop voortbordurend: de gebruiker staat voorop, niet de maker. Voorbeeld: critical design. ‘The designer as author, as craftsperson bringing together beginning, middle, and end, becomes redundant in a space in which every participant forges his or her own beginning, middle, and end. And that is exactly what happens in networked media. The narrative recedes, and the behavior of the design solution becomes prominent. What becomes important are questions that concern not the author but the users. How does the system respond to the input of its users? When a user says something to the system, how does the system respond? Uiteraard met in het achterhoofd: program or be programmed

6. The cult of the amateur, heet de moderne klassieker van Andrew Keen. Of je die cult van de amateur omarmt of niet, je zult het ermee moeten doen. Daartegenover staat echter een enorme behoefte aan expertise en onderzoek, juist om niet alles over te laten aan die amateur.

7. Belangrijkste ontwikkeling in de laatste jaren: door de mobiele technologie gaat alles (persoonlijke contacten, nieuws, alles) in real time. Niet alleen het concept tijd verandert, maar ook ruimte. De ruimte is niet meer van belang en tegelijk van het grootste belang – het doet er niet meer toe waar je bent, als je maar online bent. En toch laat iedereen voortdurend weten waar hij is en wordt aan elke foto die je maakt automatisch een gps-coördinaat gekoppeld.

8. Nog zo’n paradox: globalisering gaat samen met steeds meer lokalisering. Het wereldwijde web is, tja, wereldwijd. Maar steeds meer is het de lokale gemeenschap die zich in die grenzeloze wereld profileert. Blogs worden geschreven in de native language (true), het grootste deel van het internet is al lang niet meer in het Engels, ook al lijkt het voor ons zo.

9. Alle problemen met privacy en commercie (het verband: de een wordt opgeofferd voor de ander) springen steeds meer in het oog, ook van het grote publiek. Natuurlijk is het een waardevolle les op alle vlakken in het leven: verlies nooit de commerciële belangen uit het oog. Alles draait om de klik. Met een discrepantie tussen kwantiteit en kwaliteit tot gevolg. Online wordt alles afgerekend op aantallen, op hits, op links. De meest lokale blogger opent met spanning de maandelijkse rapportages van Google analytics, als hij niet al de statistiekensites in real-time bijhoudt. Internet is te prijzen om de ruimte die het biedt aan de niche, aan de specialistische sites die ergens anders niet aan bod komen, de mogelijkheid voor iedereen om te publiceren. Maar hoe verhoudt zich dat tot de almacht van de klik? 

10. Ook een filosofisch verantwoorde les: het belang van de context rond de content. Alles draait om content, maar het bijzondere is dat de content vaak losstaat van zijn geschiedenis, het ontstaan ervan. Zoals ik een YouTube-filmpje op mijn site kan embedden en er een verhaaltje omheen kan schrijven dat de inhoud van het filmpje radicaal verandert. Daarom zijn lessen mediawijsheid broodnodig.

11. Kunst: de technologie van video bijvoorbeeld, laat de wereld zien – ze staat in dienst van de werkelijkheid. En andersom past de wereld zich aan de technologie aan, en bepaalt de technologie wat er in de wereld te zien is. 

Aanvullingen, leestips, links zijn meer dan welkom.


Geplaatst

in

door

Tags: