Op 30 maart organiseerde Spui25 in samenwerking met De Groene Amsterdammer een avond over de toekomst van het essay. Jan Postma en Marja Pruis werden geïnterviewd door Roel Bentz van den Berg.
Ik had de eer een inleiding te mogen verzorgen, die je hieronder of op de website van De Nieuwe Garde terug kunt lezen: Het paradijs voor de schrijver, Miriam Rasch over de toekomst van het essay
Allereerst veel dank voor de uitnodiging. Ik vind het een eer dat ik hier wat inleidende woorden mag spreken over de toekomst van het essay, ten overstaan van u en van deze drie collega’s, die ik allen erg hoog heb zitten. En dan het onderwerp: de toekomst van het essay. Poeh, dat is nogal wat. Het essay kan het toch al een half millennium heel goed zonder mij stellen. Wat zou ik in vredesnaam over zijn toekomst moeten zeggen? Ik zal dus eerder vertellen hoe ik hoop dat die toekomst eruitziet. Ik geloof namelijk met hart en ziel in een stralende toekomst voor het essay en ben dan ook niet alleen zelf bezig met het schrijven van essays, maar ook een soort missionaris die probeert anderen daartoe te bekeren.
Want, voor degenen die hier verzameld zijn is het preken voor eigen parochie, maar het is allerminst vanzelfsprekend om het essay te waarderen, of zelfs maar in het vizier te hebben. Als ik vertel dat ik essays schrijf en er binnenkort een bundeling uitkomt, krijg ik meestal één van deze twee reacties. Collega’s – ik werk in het onderzoek aan de Hogeschool van Amsterdam – en anderen uit de academische wereld zeggen meestal: o, niet wetenschappelijk? je bedoelt dus dat je een roman hebt geschreven? Vrienden van buiten de literaire wereld denken daarentegen steevast dat ik bezig ben een studieboek te schrijven. Schrijven: dat is dus óf fictie (dus escapisme) óf geleerde dingen doen (dus saai) – ertussenin zit niet zoveel.
Los van dat ik blijkbaar niet veel hoef te verwachten van mijn directe omgeving als het gaat om het opstuwen van verkoopcijfers, geeft het ook aan dat het essay nog wel wat missionarissen kan gebruiken. Het essay is immers een genre dat zich bij uitstek in die tussenruimte beweegt. Een persoonlijke uitingsvorm die niet streeft naar objectiviteit, maar toch ook geen onzin wil verkopen, die zich niet opsluit in het zelf, maar juist openstaat naar de wereld daarbuiten, al is het maar in de vorm van andere boeken, andere schrijvers, filmmakers, muziek of wat dan ook.
Dat probeer ik dan dus uit te leggen: nee, ik schrijf geen roman, en nee ook zeker niet een of ander saai doorwrocht werk met honderden voetnoten. Maar het echt begrijpen doen eigenlijk alleen de mensen zoals u, de reeds bekeerden. Nu is dat niet alleen jammer voor de verkoopcijfers, want eerlijk gezegd kunnen me die niet zoveel schelen, maar juist vanwege het belang van die tussenruimte.
Het essay is een literaire vorm, en ik weet natuurlijk ook wel dat het betekent: een probeersel, een zoektocht, het is dwalend zoals Jan Postma zegt, twijfelend etc., maar ik zie het toch ook als een literaire vorm waarin informatie op een bijzondere manier kan worden overgedragen. Waarin de onzekere positie van de schrijvers tegenover ouderwetse zaken als waarheid en de feiten op de voorgrond kan worden geplaatst, moet ik misschien zeggen. En het desalniettemin dus gaat om informatie, om je te verhouden tot inhoud, en waarin de ervaring van onzekerheid tegenover waarheid gethematiseerd kan worden. Dat is een eerste reden waarom het essay meer aandacht zou mogen krijgen: het past bij deze tijd die zwalkend afscheid neemt van ‘truth’ maar daar alleen maar andere stellige zekerheden voor in de plaats stelt.
Het essay is daarboven een vorm die past bij het internet, dat is ook weer zo’n heilige overtuiging die ik heb. (Hierover schrijf ik trouwens ook uitgebreid in dat essayboek van mij.) Er zijn verschillende redenen voor deze match. Een half millennium geleden begon het met het geschrijf over ‘mezelf’, de enig waarachtige persoon. Dat schrijven over jezelf is door het internet ook tot dagelijkse praktijk van alle niet-schrijvers verheven. Interessanter is de vormkwestie. Internet is in de aard gebouwd als een netwerk, waar de link de verbinding vormt tussen verschillende schakels. Maar niet alleen linken webpagina’s naar elkaar, die worden steeds meer ook op zichzelf opgebouwd uit allerlei externe zaken die op de pagina in real time worden verzameld en bij elkaar gezet.
Het zou te technisch worden om daar verder op in te gaan, maar wijst op verwantschap met het essay, dat zich ook kenmerkt doordat het wordt opgebouwd door allerlei externe zaken die daar, op papier (op het scherm mag ook) bij elkaar worden gezet en aan elkaar gelinkt, in dit geval door de schrijver. Dus je mag over jezelf praten, je moet het ook over de buitenwereld hebben, informatie verzamelen, die niet helemaal exact en zeker hoeft te zijn, je mag er van alles bij halen, kopiëren, citeren, parafraseren, ook als dat niet van jou is, het mogen zelfs plaatjes zijn of video, ja, zelfs Wikipedia is toegestaan!
Dat het essay steeds meer als paradijs voor de hedendaagse schrijver herkend wordt, is denk ik wel het geval. We zien het bijvoorbeeld bij De Nieuwe Garde – het platform voor aanstormende essayisten waarbij ik in de redactie zit – waar tientallen bladen en website bij zijn aangesloten en waar we proberen het essay zichtbaarder te maken door schrijvers te koppelen aan een redacteur. Door al die inzendingen te lezen krijg ik in elk geval steeds meer een beeld van wat het essay kan, van hoe het mensen een vorm geeft die ze misschien niet eerder hadden vermoed, een vorm die weliswaar zoekend is maar ook heel precies dit: geen roman, geen academisch paper.
Wat mij betreft zijn er, dit in ogenschouw genomen ook wel uitdagingen te formuleren (of klink ik nu te veel als onderzoeker). Daar gaan we: hoe kan het essay z’n vloeiende, ondefinieerbare vorm behouden en toch zich teweer stellen tegen fake news, het ongeloof aan waarheid? Hoe kan het zich staande houden in de competitie met de column, en dan vooral zijn ik in toom houden, dienstbaar laten zijn aan het niet-ik? Hoe kan het zijn aarzelend-geïnformeerde toon laten blijven horen in het aanhoudend geschreeuw tegen alles wat riekt naar expert? Goed, misschien is zo’n genre in de tussentijd niet in te kaderen, vraagt het niet om missionarissen laat staan om bescherming, moeten we maar vertrouwen op zijn overleven, wat immers al zoveel eeuwen ook zonder mij is gelukt. Ik hoor graag wat u ervan denkt.