Na het redigeren en invoeren van zo’n vijftig artikelen voor 8WEEKLY, heb ik het aangedurfd zelf een recensie te schrijven, die inmiddels online te lezen is. Het boek in kwestie is Mikado van de Duitse schrijver Botho Strauss, een verzameling miniatuurverhalen die samen een even hecht als onontwarbaar geheel vormen als een worp met mikadostokjes. Niet het makkelijkste boek om een carrière als recensent mee te beginnen. Gelukkig maar, want makkelijk is stom en moeilijk is leuk, in my book.
Die recensie ga ik hier niet herhalen, zorg maar dat mijn artikel op 8WEEKLY heel veel hits krijgt. Hier heb ik de plek om te onderzoeken wat dat nu eigenlijk inhoudt, een recensie, en wat dat van mij maakt. Een recensent. De eerste vraag die me bij de keel grijpt is of mijn toetreden tot het recensentendom (let op dat -dom) niet automatisch een mislukt schrijver van me maakt. Want de kaste der recensenten is zo verguisd, iedereen weet dat dat een stelletje pennenlikkers is dat ooit zelf wilde schrijven, daar te lui en talentloos voor bleek en zich toen maar ging toeleggen op het afzeiken van mensen die wél een kunstwerk weten te scheppen.
Zoals advocaten alles behalve eerlijk en rechtvaardig zijn – dat weet elk kind dat Suske en Wiske heeft gelezen – zo zijn recensenten alles behalve kunstminnend en schrijfvaardig.
Hoe moet dat dan met mijn meesterwerk in wording? Heb ik dat nu voorgoed de nek om gedraaid, door te kiezen voor het schrijven over in plaats van het schrijven punt? Tuurlijk niet (zei zij hihi-hijgerig en maakte een wegwerpgebaar met haar hand, waarbij ze bijna zichzelf op de wang sloeg).
Ik denk dat het waar is dat de overgrote meerderheid van de recensenten (en andere mensen die zich met literatuur bezighouden) ooit dromen had over het schrijven van de Grote Roman, een Meesterwerk, het Boek Dat Alle Andere Boeken Overbodig Maakt. Dat is alleen niet voor heel veel mensen weggelegd – als 99,9 % van de recensenten ooit zelf een boek heeft willen schrijven, is het voor 0,01% van de mensheid weggelegd dat ook daadwerkelijk te doen.
Elk mens heeft dromen die in duigen zijn gevallen, en als ze die niet hebben, zijn het halve mensen. Als iedereen werd wat hij wilde worden toen hij op zijn zestiende droomde van een groots en meeslepend leven… dan was er nu nóg meer voetbal op tv.
Er zijn natuurlijk recensenten die plezier scheppen in het afkraken, die het als hun levensinvulling zien om een smet te werpen op al die grote schrijversego’s, een smet als een inktvlek. Dagelijks een balpenmoord plegen in het veilige onderkomen van het krantenkatern. Maar er zijn ook onderwijzers die vooral houden van de macht die hun beroep geeft, net als tandartsen die kicken op de angst voor de boor. Dat maakt niet van alle tandartsen vreselijke mensen die eigenlijk beul hadden willen worden (nee, echt niet).
De meeste recensenten lezen liever een goed boek dat ze kunnen aanprijzen dan een slecht boek dat ze willen afraden. Ze verkeren graag in de nabijheid van de kunst, en een slecht boek is geen kunst. Het goed onder woorden brengen van een afgewogen oordeel mag je wel een kunst noemen. Zelfs in afgeleide beroepen als het recensentendom zijn er excellente beoefenaars, naast heel veel middelmatige buffelaars. Zij sprokkelen de scherven van hun dromen bij elkaar en weten niet hoe ze ze aan elkaar moeten plakken tot iets nieuws.
En ik dan? Hoe rechtvaardig ik mezelf? De recensent en de schrijver gebruiken toevallig hetzelfde materiaal: het woord. Daarnaast gebruikt de schrijver zijn ervaring in het leven en de recensent zijn ervaring in de literatuur. Beide ervaringen zijn nodig om te komen tot het Meesterwerk, het Boek Dat Alle Andere Boeken Overbodig Maakt. Dat is nooit gewoon een verhaaltje, niet alleen maar een roman, maar ook altijd een essay, een recensie, een beschouwing, filosofie, letterkunde en plot ineen. Zo verkoop ik het aan mezelf: het verhaaltje is een afgeleide, de recensie is een afgeleide – samen maken ze de contouren zichtbaar van waar het werkelijk om gaat.