In Nederland zijn twee antwoorden mogelijk op de vraag hoe het gaat: ‘Goed, lekker druk’ of ‘Nou, druk druk druk hoor.’ Drukte kan zowel positief als negatief zijn, dat zal iedereen herkennen. Onder tijdsdruk presteer je beter, maar te veel tijdsdruk geeft stress. Over de verschillende kanten van tijdsdruk sprak prof. Tanja van der Lippe in haar lezing over de sociologische benadering van tijd.
Objectieve tijdsdruk
Sociologen willen altijd alles meten. Maar hoe meet je een begrip als tijdsdruk? Dat kan op twee manieren. De objectieve tijdsdruk laat zien hoeveel tijd mensen besteden aan bepaalde zaken. Dat kan iedereen nadoen: hou een week lang een dagboekje bij waarin je elk kwartier noteert wat je doet. Al die bezigheden kun je onderverdelen in categorieën en in een grafiek verwerken die heel duidelijk toont hoe je tijdbesteding in elkaar zit. Natuurlijk is dit allemaal niet zo simpel als het lijkt. Denk je eens in hoe veel tijd er gaat zitten in het schrijven van het dagboekje, is dat ook een aparte categorie? En in welke categorie valt een handeling als ‘spelen met de poes’ of doelloos op internet surfen?
Uit de objectieve tijdbesteding kun je een mate van tijdsdruk aflezen: als je acht uur per dag werkt, reistijd hebt en overuren maakt, zorgt voor kleine kinderen en ook nog vrijwilligerswerk doet, telt dat op tot misschien wel 8+2+2+3+1=16 uur per dag aan ‘verplichtingen’. In de acht uur die overblijft moet je dan nog koken, eten, douchen en niet te vergeten slapen. Niet gek als je dan enigszins gestrest bent.
Subjectieve tijdsdruk
Daarmee komt de subjectieve tijdsdruk in het vizier. Die draait om de emotionele houding tegenover de objectief gemeten tijdbesteding. Kun je die meten en in een statistiek vatten? De sociologie poogt dat te doen door te vragen naar de ‘kwaliteit van leven’. Zijn mensen tevreden met hun leven? Zouden ze graag iets veranderen? Kunnen ze de dingen doen die ze belangrijk vinden? Dezelfde soort statistieken zijn bekend van het Sociaal en Cultureel Planbureau, over de Nederlander die over het algemeen best gelukkig is over zichzelf en zijn leven dus een hoog rapportcijfer geeft, zeker in vergelijking met andere landen.
Hetzelfde blijkt uit de onderzoeken naar tijdsdruk. Hoewel de meeste mensen zeker tijdsdruk ervaren, waarderen zij de kwaliteit van leven hoog. Sterker nog: juist de mensen met een hoge tijdsdruk (lees: hoger opgeleiden) ervaren ook een hoge kwaliteit van leven. Zou dat de reden zijn dat we op de vraag hoe het gaat niet gewoon antwoorden met ‘goed’ maar met ‘druk’? Druk zijn is tegenwoordig een teken van welstand. Wie niet druk druk druk is, telt niet meer mee.
Aanstelleritis?
Tanja van der Lippe besluit haar lezing met een opvallend onderzoeksresultaat: Nederlanders hebben het eigenlijk helemaal niet druk. We behoren tot de minst drukbezette volken van Europa. Wat maakt dat van ‘Druk druk druk’? Aanstelleritis? Snobisme? Of een van de gedaantes van het befaamde korte lontje?
Kijk de lezing terug: Tijdnood?
[Verschenen op het Studium Generale nieuwsblog]