Waar komen goede ideeën vandaan? Onderzoek naar creativiteit en de beste voorwaarden voor een creatieve omgeving is populair. Onderzoek naar onderzoek dus eigenlijk. Drie dingen lijkt steeds naar voren te komen: briljante ideeën komen in de vrijheid om gekke experimenten te doen en alle kanten op te associëren. Ze vragen tijd om te sudderen en in het onderbewuste te rijpen; en in de ontmoeting tussen mensen en hun vage gedachten ontstaan de beste ontdekkingen.
Zo kwam ik via Wetenschap24 op de TED-talk van Steven Johnson, Where do good ideas come from. Koffiehuizen spelen daarin een belangrijke rol. Een van de redenen dat de Verlichting zo’n explosie aan goede ideeën kende, is dat toen de koffiehuizen opkwamen, waar geleerde mannen met elkaar konden keuvelen over alles wat ze bezig hield. Door dat contact konden gedachten, uitroepen en associaties uitgroeien tot volwaardige ideeën. Voor de voortplanting van cultuur en wetenschap is paring nodig, zoals ook Matt Ridley zegt, die een TED-talk over dit onderwerp hield met de titel When ideas have sex.
Johnson vertelt over het gangbare beeld van een idee als eurekamoment, een licht dat boven je hoofd aanspringt. Daardoor lijkt het alsof een idee een ding is. Maar, zo betoogt hij, op meest fundamentele niveau is het idee een netwerk. En de netwerkpatronen van de buitenwereld, zoals geleerden die samenkomen in een achttiende-eeuws koffiehuis, spiegelen de innerlijke netwerkpatronen van de hersenen, waarin neuronen heen en weer vliegen en ook letterlijk nieuwe verbindingen aanleggen. Dat klinkt chaotisch en dat is het ook.
Een recent voorbeeld van een briljant idee dat op zo’n onorthodoxe manier ontstond geeft het onderzoek van Nobelprijswinnaars André Geim en Konstantin Novoselov. NRC schrijft over de ontdekking van grafeen, waarvoor ze de hoogst mogelijk onderscheiding ontvingen: ‘Het ultradunne grafeen kwam in 2004 voort uit een van de “gekke” proeven waar Geim beroemd om is, en waaraan Novoselov graag meewerkte. Vrijdagavondproeven, noemden zij die vrolijke experimenten waaraan je, zeiden ze in een interview, “minstens 10 procent van je tijd moet besteden”.’
Johnson heeft het ook over tijd. Goede ideeën hebben een lange incubatietijd, door hem heel mooi ‘The Slow Hunch’ genoemd. Over het algemeen gunnen we ideeën niet meer zoveel tijd om te rijpen. Darwin kostte het decennia, maar wie verkoopt dat tegenwoordig aan zijn baas?
Ook Steven Weinberg, Nobelprijswinnaar in de Natuurkunde, heeft het in zijn essaybundel Lake views over goede ideeën. Spring in het diepe en neem de tijd, zo vat een recensent Weinbergs advies aan jonge onderzoekers samen. Gek, een sprong nemen klinkt immers als iets wat snel gaat.
Toch denk ik dat iedereen zich er wel iets bij kan voorstellen. Gaat het in het ‘gewone’ leven ook niet zo? Dat je soms de chaos in moet springen, maar absoluut niet hoeft te verwachten dat je meteen weet of dat wel zo’n goed idee was? The Quick Jump naar The Slow Hunch. Stel je voor dat Darwin het verkeerd had. Want naast alle briljante ideeën ligt natuurlijk een schroothoop aan mislukte associaties en misgeboortes uit slechte seks op het toilet van een oud koffiehuis.