Geluksonderzoek concentreert zich nogal eens op statistische vragenlijsten van het type ‘hoe eens bent u het met de volgende uitspraak: ik voel me gelukkig’. Dat roept bij filosofen natuurlijk meteen allerlei vragen op. Wat is geluk eigenlijk? Kun je wel zeggen hoe gelukkig je je op een bepaald moment voelt, of kan dat alleen achteraf? Is geluksgevoel intrinsiek, of afhankelijk van externe factoren?
Ik heb een tijdje meegedaan met een onderzoek naar geluksgevoel, dat uitgevoerd werd via een iPhone-app (dat was de belangrijkste reden om mee te doen, denk ik) en ook op die manier was opgezet. Elke dag moest je een indicatie geven van je geluksgevoel, en daar nog wat vragen omheen beantwoorden. Geen idee wat de uitkomst van het onderzoek was, want ik ben vroegtijdig afgehaakt. Wat ik leerde was in elk geval dat mijn stemming erg afhankelijk was van externe factoren. In de evaluatie meldde ik onder andere dat ik de vraag miste of ik gedronken had. Ik heb nog veel te leren van de (oude) filosofen, vrees ik.
Experimenteel filosofisch onderzoek naar geluk
Een nieuwe vorm van filosofie bedrijven is de zogenaamde ‘experimentele filosofie‘. In een wat amateuristisch YouTube-filmpje, dat niettemin interactief is (kende ik nog niet) zie je een voorbeeld van experimenteel filosofisch onderzoek naar geluk. Of eigenlijk onze waarneming van geluk bij anderen. Wat blijkt? Als we de mate van geluk of ongeluk van een derde proberen in te schatten, laten we ons leiden door waardeoordelen over die persoon:
Vooroordelen over vooroordelen
Nu kun je in dit geval vraagtekens zetten bij de vooroordelen wat betreft de waarden die uit dit filmpje spreken. De mijne zijn het niet. Aardig is wel dat ik me meteen bewust werd van wat mijn waarden dan wel zijn: ik vond de tweede Maria vooral ongelukkig overkomen omdat ze zo graag wil zijn als iemand anders. Ze is niet autonoom (wellicht evenmin als ik met mijn externe factoren, maar die komen er nooit op neer dat ik wil lijken op iemand anders). Een queeste naar roem en de rock-‘n-roll lifestyle vind ik niet per definitie verwerpelijk en een goede moeder zijn lijkt me niet per definitie een beter doel, zoals het filmpje wil doen geloven.
Interessant, ook filosofisch gezien, is natuurlijk dat die waardeoordelen bij het beoordelen van iemands ongeluk niet meespelen. Toch vragen de uitkomsten van dit soort filosofische experimenten nu juist om ‘standaard’ filosofisch onderzoek naar wat dat dan betekent. Heeft het te maken met ons empathisch vermogen dat zich niet laat hinderen door meer rationele waardeoordelen? Spreekt geluk van een ander misschien meteen onze competitieve drang aan, onze jaloezie?
Happyism en Happinez
In Vrij Nederland schreef Carel Peeters onlangs ook over de op z’n minst discutabele vraagstelling van het geluksonderzoek, ‘de 1-2-3-schaal’. De literatuur geeft tegenwicht aan die op positieve psychologie gebaseerde onderzoeken, dat uiteindelijk lijkt te resulteren in de stortvloed aan Happinez- en Flow-achtige bladen. ‘De uitkomsten zouden iets zeggen over de wereld van nu. Misschien zijn mensen sociologisch of economisch gezien wel ‘tamelijk gelukkig’. Maar wat hebben we daaraan, als de echte werkelijkheid veel genuanceerder is en in de literatuur te vinden is, bij Philip Roth, Jonathan Franzen of Martin Amis. Daar lees je hoe het werkelijk is gesteld. Je hoeft er zelfs niet voor naar de uitgesproken misantropische schrijvers. Al die sociologen, psychologen en sociaal-geografen zijn bezig met wat men in Amerika happyism noemt. Ze bepalen hoe grote groepen mensen zich zouden voelen. Je hebt er niets aan.’
Klare taal! Begeeft de ‘experimentele filosofie’ zich eigenlijk niet gewoon op het pad van de sociologie en de psychologie, daar waar volgens Carel Peeters een woord als geluk helemaal niet thuishoort? Wat is eigenlijk het verschil, als je niet verder ingaat op de betekenis van die waarden en woorden? Heeft het onderzoek uit het filmpje wel met geluk te maken, of gaat het soms alleen maar over die waardeoordelen waarmee we andere mensen de maat nemen?
Geluk als plicht
En hoe zit het met het waardeoordeel aller waardeoordelen, dat waarnaar het tegelijk grappige en lelijke woord happyism verwijst; namelijk dat iedereen wel zal streven naar geluk – sterker nog daarnaar moet streven. De tendens om geluk als een recht te zien – dat staat buiten kijf – en verder nog – geluk als plicht voor alle burgers? Om dat te ontmaskeren heb je inderdaad de literatuur nodig.
Peeters haalt Kees van Kooten aan: ‘Ze kunnen bijvoorbeeld aan hedonia lijden, het onvermogen om van geluk te genieten. Voor die aandoening is geen plaats in de 1-2-3-schaal. Er zijn mensen die vinden dat ze sober (niet uitbundig) moeten leven, anderen stellen zich komende rampen voor, er zijn mensen die denken dat ze geen recht op geluk hebben, weer anderen hebben geen talent voor frivoliteit.’
Wat inderdaad met mensen die geen aanleg hebben voor geluk? Of die zich er niet zo voor interesseren? Die bijvoorbeeld wijsheid belangrijker vinden, of zorgen voor anderen vanuit diepgevoeld (religieus) medelijden, of zoveel mogelijk kicks opdoen al moeten ze voortdurend over hun pijngrens heen. Die daar misschien hun ‘geluk’ uithalen als zin van het leven, maar niet op de 1-2-3 manier.
The unhappy child
Peter Stearns noemde in een mooie lezing over de geschiedenis van het opvoeden – die steeds meer een geschiedenis van het opvoeden tot geluk is – dat type kind dat vergeten wordt, of erger nog totaal verkeerd begrepen, the unhappy child. Die kinderen bestaan en zijn misschien niet ongelukkig, maar gewoon peinzend aangelegd, soms neigend tot een verdrietige grondstemming, maar vast ook in de wieg gelegd voor wijsheid. Geef ze een Happinez en ze zullen juist ongelukkig worden door de confrontatie met zoveel schreeuwerig geluk. Op welke schaal ze staan? Dat ligt helemaal aan het vooroordeel waarmee de wereld naar ze kijkt.